- 2 -
Artikel 5
1. De bijdrage ter tegemoetkoming in de kosten, die voortvloeien uit het verlaten
van een woning, niet zijnde een krot, om andere woonruimte in gebruik te nemen
of uit het bewonen van de na verlating van de woning in gebruik genomen andere
woonruimte, wordt slechts verstrekt, indien de woning, die wordt verlaten, een
bruikbare woning is, waarvan de huurprijs niet meer bedraagt dan 160,per
maand, en de woonruimte, die wordt betrokken, is:
a. hetzij een woning, waarvan de huurprijs ten minste 50 ten honderd meer dan
die van de wening, die wordt verlaten, doch niet meer dan 350,per
maand bedraagt;
b. hetzij een woning, die ten minste 2 kamers minder bevat dan de woning, die
wordt verlaten;
c. hetzij een woonruimte, niet zijnde een zelfstandige woning.
2. In daarvoor naar het oordeel van de Minister in aanmerking komende gevallen
kan van het bepaalde in het eerste lid worden afgeweken.
3. De bijdrage wordt niet verstrekt, indien aannemelijk is, dat zij, die hun wo
ning verlaten om andere woonruimte in gebruik te nemen, deze woonruimte in ge
bruik nemen ook indien uit de kas van de gemeente geen geldelijke steun wordt
verstrekt.
Artikel 6
1. In daarvoor naar het oordeel van de Minister in aanmerking komende gevallen,
waarin de gemeente bijzondere maatregelen treft ter bevordering van de oprui
ming van krotten, dan wel ter bevordering van de doorstroming, kunnen aan ge
meenten bijdragen ineens, als bedoeld in artikel 28 onderscheidenlijk artikel
30 van het Besluit geldelijke steun volkshuisvesting, worden verstrekt ter te
gemoetkoming in de kosten van die maatregelen.
2. De bijdrage, bedoeld in het eerste lid, bedraagt ten hoogste 80 ten honderd
van de kosten.
HOOFDSTUK III
Woningverbetering
Artikel 7
1. Aan gemeenten kunnen bijdragen ineens, als bedoeld in artikel 33 van het Be
sluit geldelijke steun volkshuisvesting, worden verstrekt ter tegemoetkoming
in:
a. de kosten, die een huurder heeft ingeval aan de door hem bewoonde woning
ingrijpende voorzieningen worden getroffen tot verbetering van de indeling
of van het woongerief of tot opheffing van technische gebreken;
b. de kosten, die voor de huurder voortvloeien uit het bewonen van de woning
na het treffen van de voorzieningen.
2. De bijdrage bedraagt 80 ten honderd van het bedrag, dat uit de kas van de ge
meente aan de huurder is verstrekt, doch ten hoogste 1.400,
3. In afwijking in zoverre van het tweede lid bedraagt de bijdrage voor de ge
meenten Amsterdam, 1s-GravenhageRotterdam en Utrecht ten hoogste 2.000,
Artikel 8
1. De bijdrage, bedoeld in artikel 7, wordt slechts verstrekt, indien:
a. de voorzieningen na 1 januari 1972 zijn getroffen;
b. de kosten van de voorzieningen ten minste 10.000,hebben bedragen;
c. de huurprijs van de woning als gevolg van de voorzieningen ten minste met
25,per maand is verhoogd.
2. Ingeval de woning, waaraan de voorzieningen worden getroffen, in eigendom toe
behoort aan een ander dan de gemeente of een toegelaten instelling, als be
doeld in artikel 59 van de Woningwet, wordt de bijdrage, onverminderd het be
paalde in het eerste lid, slechts verstrekt, indien ten behoeve van de voor
zieningen geldelijke steun op voet van de Beschikking geldelijke steun verbe
tering woningen en woonbuurten of de Beschikking geldelijke steun rehabilita
tie is verstrekt.