1111
9.. Beroepschrift van c. Kolff te Leeuwarden tegen de wei
gering van een bouwvergunning.
Aan de gemeenteraad.
GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
No. 253 Grouw, 25 januari 1974.
Bij ons besluit van 29 oktober j.l. hebben wij aan de heer C. Kolff te
Leeuwarden een vergunning geweigerd voor het vergroten van een aanlegsteiger
in het Pikmeer, kadastraal bekend gemeente Grouw, sektie C, no. 331.
Bij deze weigering hebben wij overwegen, dat de plaatsing van het bouw
werk ten opzichte van de bestaande omgeving, niet zou voldoen aan redelijke
eisen van welstand en dat het bouwplan derhalve in strijd was met het daarom
trent bepaalde in de bouwverordeningop grond waarvan een afwijzende beschik
king moest volgen.
Tegen bovenbedoeld besluit, dat op 5 november j.l. aan belanghebbende
werd verzonden, is door de heer Kolff onder dagtekening van 16 november j.l. -
derhalve binnen de voorgeschreven termijn van een maand - een beroepschrift
ingediend, zodat hij ontvankelijk is in zijn beroep.
Appellant voert aan, dat bij het ontwerpen van het vergrotingsplan reke
ning is gehouden met en voldaan is aan de Algemene Bepalingen, vervat in pa
ragraaf II Bestemmingsbepalingen en artikel 2 Natuurgebied B van het bestem
mingsplan. Hij bestrijdt, dat het plan niet voldoet aan redelijke eisen van
welstand en vraagt alsnog vergunning met vernietiging van ons besluit. Ajjpel-
lant voegt tenslotte nog toe, dat de vergroting van de steiger noodzakelijk is
ter bescherming van de aanwezige fraaie rietkraag.
De Commissie voor Administratief Beroep heeft op 10 januari j.l. de ge
machtigde van appellant gehoord en ter zake het volgende rapport uitgebracht:
Naar aanleiding van een onder dagtekening van 16 november j.l. ingekomen
beroepschrift van C. Kolff te Leeuwarden tegen net besluit van burgemeester en
wethouders d.d. 29 oktober j.l. tot weigering van een vergunning voor het ver
groten van een aanlegsteiger in het Pikmeer, kadastraal bekend gemeente Grouw,
sektie C, no. 331, heeft de commissie voor administratief beroep heden de heer
B.J. Gros, als gemachtigde van de heer Kolff gehoord.
De heer Gros deelde mee, dat de vergroting van de steiger noodzakelijk
isomdat da bestaande steiger te weinig aanlegruimte biedt voor de boten van
de familie Kolff. De ene kant van de steiger is te ondiep om aan ta leggen.
Appellant was van oordeel, dat de vergunning ten onrechte is geweigerd
op grond van welstandsoverwegingen. Volgens de heer Gros is dit meer een zaak
van de schoonheidskommissie.
De heer Gros voegde nog toe, dat de steiger na vergroting niet buiten de
wal uitsteekt en geen belemmering vormt voor andere watersporters. Eventueel
zou de heer Kolff bereid zijn, met een andere situering van de uitbreiding
b.v. in tegengestelde (noordelijke) richting genoegen te nemen.
Na kennisneming van deze toelichting en van de op de zaak betrekking heb
bende stukken is de commissie van mening:
a. dat de steiger na de gevraagde vergroting te ver in het water zou steken en
de aanleg door derden ter plaatse zou worden belemmerd;
b. dat de vergroting niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, als be
doeld in artikel 34 der bouwverordening;
c. dat burgemeester en wethouders mitsdien terecht de gevraagde vergunning
hebben geweigerd.
Op grond hiervan geeft de commissie in overweging, het beroepschrift on
gegrond te verklaren en de omstreden beslissing van burgemeester en wethouders
te handhaven.