GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
Mo. 270
15. Voorstel tot wijziging van de verordening op het af
branden van rietvelden en ruirten.
Aan de gemeenteraad.
Grouw, 25 januari 1974.
In uw vergadering van 6 maart 1959 heeft u een verordening vastgesteld,
waarbij het is verboden, rietvelden of ruigten af te branden tussen 1 april
en 1 september.
De Stichting 'Friese Milieuraad" heeft zich onlangs tot gedeputeerde
staten gewend, met verzoek de totstandkoming te bevorderen van een provincia
le verordening, waarin het verbod wordt opgenomen, om in de periode van 1
maart tot 1 oktober, riet, ruigten en houtopstanden af te branden.
De Stichting heeft dit verzoek als volgt gemotiveerd:
De steeds toenemende verarming van de natuur maakt het noodzakelijk
maatregelen te treffen om onnodige aanslagen hierop zo veel mogelijk te be
perken. Zo is het afbranden van rietpercelen in de vogelbroedtijd en geduren
de de tijd dat de vogels jongen hebben niet alleen uit esthetisch en moreel
oogpunt verwerpelijk, het is tevens ten aanzien van de schaars wordende na
tuurlijke milieus onverantwoord.
Voor een goede rietoogst is het noodzakelijk dat het riet, onbelemmerd
door oud en platgewaaid riet, kan opgroeien. Daarnaast is overjarig riet van
minder goede kwaliteit, zodat de oogst zoveel mogelijk hiervan vrij moet
zijn. Het beste is daarom, dat het riet elke winter gemaaid wordt. Door al
lerlei oorzaken, zoals slechte marktorijzen, personeelsgebrek, e.d., worden
sommige percelen soms niet geoogst. Deze worden dan wel afgebrand.
Deze maatregel is vanuit een oogpunt van milieubescherming verwerpelijk,
echter door de huidige slechte situatie op de rietmarkt wel te begrijpen.
Slechter is het evenwel, wanneer hiermee zo lang gewacht wordt tot de tijd is
aangebroken, waarop vogels en andere dieren zich voortplanten en daardoor aan
een bepaalde plaats gebonden zijn. Niet alleen de eieren en jonge vogels ko
men dan om, maar ook in vele gevallen de volwassen dieren.
Het zelfde geldt ook voor dijkhellingen, wegbermen e.d., waar het gras
niet op tijd werd gemaaid en waar dan vaak tot afbranden wordt overgegaan.
Bij ruigten komt het vaak voor, dat dieren hierin hun jongen brengen i.v.m.
de goede dekkingsmogelijkheden, die in de direkte omgeving ontbreken of ver
dwenen zijn.
De voorgestelde datum is vrat de eendensoorten, graafbijen e.d. betreft
wel de uiterste datum, maar vaak is het in de tweede helft van februari nas
geschikt droog weer om tot verbranding over te gaan.
De sluitingsdatum van 1 oktober is gekozen om jonge dieren de gelegenheid te
geven zover op te groeien, dat ze in staat zijn te vluchten'.
Hoewel gedeputeerde staten met de Stichting Friese Milieuraad van mening
zijn, dat schade aan het milieu en aan de dieren, die in bermen, rietkragen
en dergelijke "huizen" in het bijzender, zoveel mogelijk moet worden voorko
men, zijn zij van oordeel, dat hier primair een taak ligt voor de gemeenten.
Volgens de in deze gemeente vigerende verordening geldt een verbodsbepa
ling voor het afbranden van riet en ruigten voor de periode van 1 april tot 1
september. Het tijdvak, dat de Stichting voorstelt loopt van 1 maart tot 1
oktober. Het lijkt ons wenselijk, gelet op de motiveringen ter wille van de
uniformiteit, de door de Stichting gekozen periode over te nemen. Voor het
geval, dat de datum van 1 maart in een bepaald jaar voor rietsnijders te
vroeg zou zijn, is het altijd nog mogelijk van de verbodsbepaling onder door
ons college te stellen voorwaarden ontheffing te verlenen.
- 2 -