EEE
GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
16, Voorstel inzake herziening van de jaarwedden der wet
houders per 1 januari 1973, 1 augustus 1973 en 1 ja
nuari 1974.
Aan de gemeenteraad.
No.: 1364
Grouw, 3 mei 1974.
In een tot de colleges van burgemeester en wethouders der gemeenten in
Friesland gerichte circulaire verzoeken gedeputeerde staten het oordeel van de
raad over een ontwerp-besluit tot wijziging van de "Jaarwedderegeling wethou
ders Friesland 1971% alsmede nadere vaststelling van de bijlagen, bedoeld in
artikel 1, eerste lid van genoemde regeling per 1 januari 1973, 1 augustus
1973 en 1 januari 1974.
Voor deze gemeente betekent deze regeling:
a. een verhoging van de jaarwedden per 1 januari 1973 van 7.935,tot
9.188,—
b. een verhoging van de jaarwedden per 1 augustus 1973 van 9.188,tot
9.647,
c. een verhoging van de jaarwedden per 1 januari 1974 van 9.647,tot
11286
In een bij de stukken voor u ter inzage liggend schrijven merkt de minis
ter van binnenlandse zaken op, dat in 1971 en 1972 aan het toenmalige kabinet
interpro- door de door het Interprovinciaal Overleg (I.P.O.) ingestelde/adviescommissie
vinciale voorstellen zijn aangeboden tot herziening van de bezoldiging der wethouders.
Over deze voorstellen, waaromtrent het vorige kabinet geen beslissingen
meer heeft kunnen nemen, is op ministerieel niveau uitvoerig intern beraad ge
pleegd. De bewindsman zegt, dat naar zijn overtuiging niet kan worden ontkend,
dat de wethoudersfunctie in de laatste jaren, evenals andere publieke func
ties, in omvang en zwaarte is toegenomen. Dat geldt in het bijzonder voor de
gemeenten, waar deze functie wel als een nevenbetrekking vervuld wordt, doch
steeds hogere eisen in tijd en energie stelt. Daarbij heeft de bewindsman aan
vaard, dat tevens een begin wordt gemaakt met een herziening van de materiële
positie der wethouders, niet het minst ook, omdat het voor een goede vervul
ling van het plaatselijk bestuur van groot belang moet worden geacht, dat fi
nanciële overwegingen zo weinig mogelijk belemmeringen opwerpen voor het vin
den van kandidaten met de bereidheid en geschiktheid voor het vervullen van
v dit ambt in verschillende gemeenten.
Verder is het van belang vast te leggen, onder welke omstandigheden spra
ke is van een functie, welke in het algemeen als een nevenbetrekking kan worden
vervuld en wanneer van een "full-time'-betrekking moet worden gesproken.
Een exacte formulewelke in alle gevallen een antwoord op deze vraag
geeft, is uiteraard niet te vinden.
Er van uitgaande - een stelling die door het I.P.O. met nadruk wordt ver
dedigd - dat voor de wethouders in gemeenten met 24 tot 30.000 inwoners in elk
geval een wedde van 50% van de burgemeesterswedde behoort te gelden, is een be-
zoldigingsscherna opgesteld, waarbij in de verschillende groepen van gemeenten
een weddeverhoging van dezelfde orde van grootte is toegepast.
Het ligt in de bedoeling, de invoering van een nieuw weddenschema gefa
seerd te doen geschieden en wel over een periode van 4 jaar. De eerste fase
van de herziening is op 1 januari 1973 ingegaan. Bovendien zijn bij de in ver
band met deze fasering aan te houden stijgingspercentages de gunstigste afron
dingen aangebracht in de eerste twee jaren, derhalve 1973 en 1974.
Aangezien het goed functioneren van het plaatselijk bestuur de hoeksteen
is van de nederlandse democratie en het om praktische redenen gewenst is alle
bepalingen betreffende de rechtspositie van de wethouders in één regeling neer
te leggen, stel ik u voor, gedeputeerde staten te berichten, dat u akkoord
kunt gaan met het ontwerp-besluit tot-i
- 2 -