14. Voorstel tot vaststelling van een ligplaatsverorde ning pleziervaartuigen. GEMEENTE IDAARDERADEEL GROUW Aan de gemeenteraad No.: 1339 Grouw, 29 april 1975. In 1964 is door ir. N.P.H.J. Roorda van Eysinga een rapport uitgebracht betreffende de mogelijkheden tot vergroting van de rekreatiegelegenheid in de gemeenten Idaarderadeel, Smallingerland en Tietjerksteradeel. Genoemd rapport is destijds als richtlijn voor de toekomstige rekreatieve ontwikke ling van het merengebied door de drie gemeenten aanvaard. In de loop der ja ren heeft het rapport als beleidsinstrument aan waarde ingeboet. De zeer snelle toename van de waterrekreatie en de belangen van natuurbescherming gaven aanleiding de bakens te verzetten. Begin 1973 is opnieuw overleg over de rekreatieve ontwikkelingen in het merengebied tussen de drie gemeentebesturen op gang gekomen. Uitgangspunt was nu niet meer de vergroting van de rekreatiegëlegen- heid, doch het nemen van maatregelen om de snelle toename aan banden te leg gen. Daarbij is het inzicht gegroeid,dat een gemeenschappelijk beleid t.a.v. de activiteiten, die niet of slechts beperkt toelaatbaar zijn, van wezenlijke betekenis is. De daarop betrekking hebbende maatregelen zouden eigenlijk voor het gehele Friese Merengebied moeten gelden. Naar onze mening ligt hier een belangrijke taak voor het provinciebestuur. Een aangelegenheid,die naar de mening van de drie gemeentebesturen thans met spoed moet worden geregeld, betreft het brengen van ordening in de ligplaatsen van botén. Het belang van milieubescherming en handhaving van het specifieke karakter van openbare waterwegen met bijbehorende oevers maakt nodig.dat op zeer korte termijn maatregelen worden genomen. Het is niet te verwachten,dat de provincie binnenkort bedoelde regels vaststelt. De drie gemeentebesturen hebben daarom besloten gezamenlijk een ligplaats - ver ordening pleziervaartuigen te ontwerpen. Een exemplaar van de ontwerp-veror- dening gaat hierbij De verordening beoogt de handhaving van het specifieke karakter van openbare waterwegen met daarbij behorende oevers, de bescherming van het mi lieu en het tegengaan van juist de laatste jaren toenemende inbreuken daarop. Om dat te bereiken is in artikel 2 van de verordening bepaald, dat het verboden is een onbemand pleziervaartuig aan de oevers van een openbare wa terweg gedurende langer dan 20 uren achtereen gemeerd te hebben. Wat onder een pleziervaartuig en een openbare waterweg moet worden ver staan is nader aangegeven in artikel 1. Daaruit blijkt,dat woonschepen en de meeste bedrijfsvaartuigen niet onder de werking van de verordening zijn begrepen. Het tweede en derde lid van artikel 2 zijn opgenomen om een doel matige controle mogelijk te maken. De verordening houdt rekening met de belangen van de bezitters van ple ziervaartuigen, die bij het in werking-treden van de verordening hun boten aan de oevers van openbare waterwegen hebben gemeerd. In artikel 11 is name lijk bepaald, dat aan hen een ontheffing van het verbod genoemd in artikel 2 lid 1 wordt verleend, indien zij binnen drie maanden na het in werking tre den van de verordening daartoe een verzoek indienen. Mede met het oog op de ze bepaling zal een ruime bekendheid aan deze verordening worden gegeven. Kort voor de datum van inwerkingtreding zal een inventarisatie (o.m. door middel van kleurenfoto's) worden gemaakt van de pleziervaartuigen welke aan de oevers van openbare waterwegen liggen. Bij die gelegenheid zal door mid del van een schriftelijke kennisgeving worden gewezen op het in werking tre den van de verordening en genoemde ontheffingsmogelijkheid. 2

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1975 | | pagina 51