Aan burgemeester en wethouders.
Grouw, 23 april 1975.
De eerste afdeling van de raad heeft heden het concept-voorstel tot
vaststelling van een ligplaatsverordening pleziervaartuigen aan een onder
zoek onderworpen.
De afdeling is unaniem van oordeel, dat het wenselijk is, dat burge
meester en wethouders in overleg met hun collega's van Smallingerland en
Tietjerksteradeel zich nader bezinnen op de vraag of:
a. geen andere omschrijving moet worden gekozen voor het begrip "openbare
waterwegen"bedoeld in artikel 1
b. artikel 2, lid 1, wel een sluitende oplossing biedt;
c. bij weigering van een ontheffing geen beroepsmogelijkheid moet worden
geschapen
Een der leden is van mening, dat het gewenst is, dat een opzegtermijn
in de verordening wordt opgenomen voor die gevallen, die niet vallen onder
artikel 4.
Hetzelfde lid acht de aanduiding "havens" van artikel 5 te beperkt.
Gelet op de belangen, die hier in het geding zijn, is de afdeling
unaniem van oordeel, dat ondanks de hierboven gemaakte opmerkingen, de
voorgenomen regeling op korte termijn tot stand moet komen, zodat zij in
overweging geeft, de ontwerp-verordening ongewijzigd aan de raad ter vast
stelling aan te bieden.
De rapporteur,
w.g. Th.B. Zwart.