- 5 -
Of de huurharmonisatie hierin nog verandering gaat brengen, is nog zeer
de vraag.
2e.De heffingsgrondslag moet bruikbaar zijn voor zowel de heffing van de
zakelijk gerechtigden als die van de gebruikers.
Deze voorwaarde lijkt enigszins overbodig. Wanneer een grondslag bruikbaar
is voor de zakelijk gerechtigden, dan is hij dit ook wel voer de gebruikers.
Zolang n.l. een gebouw door de eigenaar wordt bewoond of in zijn geheel
wordt verhuurd doen zich geen problemen voor. Dit wordt anders, wanneer een
gebouw in afzonderlijke gedeelten wordt verhuurd.
De grondslagen economische waarde en oppervlakte leveren hier direkt moei
lijkheden op. Het is n.l. lang niet zeker of voor de afzonderlijke verhuurde
gedeelten wel een waarde c.q. benaderende waarde te bepalen is.
Als één objekt voor de zakelijk genothebbende, geldt deze moeilijkheid niet.
De derde mogelijkheid, te weten de forfaitaire heffing van woningen, waar
de waarde van de huurwaarde wordt afgeleid, is hier, bij verhuur in gedeelten,
het meest aan te bevelen.
Aangezien deze gevallen zich in onze gemeente zeer zelden voordoen, is de
betekenis, voor wat betreft de keuze van de heffingsgrondslag van deze voor
waarde van zeer weinig belang.
3e.De heffingsgrondslag moet voor de contribuabelen vertaalbaar zijn.
Aan deze voorwaarde lijkt op het eerste gezicht de oppervlaktegrondslag het
best te voldoen. De oppervlakte is immers een objektief vast te stellen ge
geven, dat voor de contribuabelen goed te controleren is.
Het grote nadeel is echter, dat door middel van vermenigvuldigingscijfers
de oppervlakte wordt herleid tot een oneigenlijke oppervlakte, waardoor de
controleerbaarheid weer verdwijnt. Hoe groter het aantal vermenigvuldigings-
faktoren i$ des te moeilijker valt de controle en "vertaaibaarheid" uit.
Ook de verkoopwaardedoor schatting op basis van vergelijking tot stand
gekomen, is niet op duidelijke objektieve gegevens gebaseerd en zal in het
bijzonder de gebruiker niet aanspreken, hoewel de laatste jaren door het
toenemend eigen woningbezit wel veel huurders hebben zitten overwegen, een
eigen woning te gaan kopen of steeds maar een stijgende huur te gaan betalen
voor een huurwoning, waardoor toch wel enig waarde-inzicht is ontstaan.
Uat de eigenaren betreft, van hen mag zeker worden verwacht, dat zij enig
inzicht in de waarde hunner bezittingen hebben.
De grondslag huurwaarde zal het best aan bovengenoemde voorwaarde voldoen,
tenminste voor wat betreft de verhuurde woningen. Moeilijker wordt het bij
die woningen, welke bij de eigenaren zelf in gebruik zijn. Hier is n.l. geen
huurwaarde vastgesteld maar deze kan dan mogelijk nog door vergelijking met
gelijksoortige woningen worden verkregen.
De grote moeilijkheid komt bij de huurwaardebepaling voor woongedeelten van
bedrijfsgebouwen en boerderijen, terwijl de waarde van het bedrijfsgedeelte
wordt bepaald aan de waarde, die aan het onroerend goed in het economisch
verkeer kan worden toegekend.
Het is niet objektief om een onroerend goed, bestaande uit meerdere soorten
van gebruik, per gedeelte op verschillende manieren te gaan waarderen.
Gesteld kan worden, dat de grondslag economische waarde per saldo nog het
minst onduidelijk uit de verf komt.
4e. De heffingsgrondslag moet zoveel mogelijk de rechtszekerheid dienen:
Rechtszekerheid betekent niet alleen "weten waar men aan toe is" maar ook,
dat, wanneer men meent dat onrecht geschiedt, men dan zijn recht kan vinden.
Bij de oppervlakte weten de contribuabelen duidelijk waar ze aan toe zijn.
Helaas doen wederom de correctiefactoren deze duidelijkheid teniet.
Niet omdat de faktoren niet goed zijn toegepast, maar de toepassingstechniek
van de faktoren maakt de hele zaak ondoorzichtig en onaantastbaar.
- 6 -