- 8 -
Bovendien is het opbouwen van het bestand niet zo tijdrovend als bij de grond
slag oppervlakte.
Wij zijn er evenwel van overtuigd, dat er ook nadelen, en deze zijn bij
de puntsgewijze behandeling der voorwaarden reeds genoemd, aan deze grondslag
zijn verbonden.
Deze nadelen achten wij echter van minder belang.
Nogmaals noemen wij de herwaardering minstens om de vijf jaar en het te
vervrachten grotere aantal bezwaarschriften dan bij de andere grondslagen.
Alles overziende zou het achteraf misschien beter zijn geweest, dat er
maar één grondslag-mogelijkheid in de wet was vastgelegd. Nu zijn er drie
mogelijkheden, waardoor de uniformiteit verder zoek raakt op het Nederlandse
gemeentelijk belastinggebied.
Volledigheidshalve merken wij nog op dat van een drietal organisaties
(Kamer van Koophandel, Landbouwschap en Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf)
beschouwingen zijn binnengekomen o.a. over de keuze van de heffingsgrondslag.
Ook deze organisaties geven de voorkeur aan de grondslagwaarde in het econo
misch verkeer. Deze stukken liggen ter inzage.
VrJ "'stellingen Bij de beoordeling van de vraag welke objecten van de belasting moeten
worden vrijgesteld, moet in het oog worden gehouden dat de nieuwe belasting
een profijtbelasting zal zijn. In beginsel zullen alle objecten welke profijt
hebben van de gemeentelijke werkzaamheid ten aanzien van de aanleg en onder
houd van wegen, van verlichting, riolering brandweer enz. in de belasting
moeten worden betrokken. Het is duidelijk dat in feite dus alle gebouwde en
ongebouwde eigendommen in de belastingheffing zouden moeten worden betrokken.
Een eventuele vrijstelling zou alleen dan toegekend kunnen worden, wanneer
de heffing van de belasting ten aanzien van alle in gelijke omstandigheden
verkerende eigendommen, die zouden kunnen worden getroffen, aanleiding geeft
tot onbillijkheden of om bepaalde redenen ondoelmatig is.
Zoals hierboven reeds werd aangegeven vallen de ten behoeve van de land-
of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgronden buiten de belasting
heffing. 0® redenen van doelmatigheid, achten wij het, zoals reeds werd op
gemerkt, gewenst, ook de overige ongebouwde eigendommen buiten de belasting
heffing te houden.
Daarnaast geeft de wet aan, dat de belastingen niet mogen worden geheven
van:gebouwen in hoofdzaak bestemd voor de openbare eredienst of voor het
houden van bezinningsbijeenkomsten, alsmede gronden welke deel uitmaken van de
op de voet van de Natuurschoonwet 1928(St.63) aangewezen landgoederen alsmede
natuurterreinen, die door rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen tot
behoud van het natuurschoon worden beheerd. Eerstgenoemde vrijstelling is op
genomen onder artikel 7, eerste lid onder a van de verordening. De vrijstel
ling voor natuurterreinen behoefde, omdat alle onbebouwde percelen zijn
vrijgesteld, niet te worden opgenomen. De overige vrijstellingen zijn uit
praktische overwegingen opgenomen.
Wellicht ten overvloede merken wij op, dat behalve de voor de publieke
dienst bestemde eigendommen van de gemeente, de gemeente voor haar andere
gebouwen(ambtswoningenscholen, gymnastieklokalen enz.) niet is vrijgesteld
van de belasting. Een dergelijke vrijstelling wordt met het oog op een juist
inzicht in de exploitatiekosten ongewenst geacht.
Volledigheidshalve delen wij u mede dat de volgende verzoeken om vrij
stelling van de belastingen voor bepaalde eigendommen zijn ingekomen:
1. de Marrekrite: Verzocht wordt, terreinen welke gratis ter beschikking van
de watersport staan van de belasting vrij te stellen.
2. het bestuur van de Parochie St. Martinus te ttarga-Wartena: Betreft vrij
stelling van bijzondere begraafplaatsen en pastorieën en kosterswoningen.
3. het Bosschap: Betreffende vrijstelling van geregistreerde bosgronden en
natuurterreinen welke eigendom zijn van particulieren (de natuurterreinen
van rechtspersoonlijkheid bezittende lichamen zijn op grond van de wet.
reeds vrijgesteld)
- 9 -