- 3 -
Ten tijde van het graven van het kanaal (voltooid in 1951) bestond
de Bird uit een aantal eilanden, gescheiden door sloten en vaartenwaaron
der de Eorgsloot en de Bird, waaraan het waterschap zijn naam ontleent. Ter
plaatse van het huidige pontveer werd een voetveer gelegd., dat daarvoor el
ders de ontsluiting van een deel van de Bird verzorgde. Het waren overigens
vaarpolders en de ontsluiting van het gebied, wat betreft goederen en vee
geschiedde over water. Eerst aan het eind van de vijftiger jaren werd met
subsidie van de cultuurtechnische dienst de vaarontsiuiting gewijzigd in
een wegontsluiting met gelijktijdig afdammen van door het gebied lopende
sloten en vaarten, zodat ten oosten van het kanaal een groot, door een kade
omsloten, eiland ontstond. Tezelfder tijd werd het huidige waterschap De
Bird opgericht.
In het kader van genoemde wegontsluiting werd de huidige weg van de
J.ïï. de Visserwei af(Garde Jagerswei) aangelegd, werd de Wijde galle daarin
afgedamd en de huidige pont over het Prinses Margrietkanaal aangeschaft.
De weg vanaf de Galledam tot de pont is in beheer en onderhoud bij
het waterschap, de pont is in beheer en onderhoud bij de gemeente.
Hieruit blijkt dus duidelijk, dat de kanaalaanleg de isolatie van
de Bird niet heeft veroorzaakt en dat de huidige ontsluiting van daarna
dateert.
De visie van de Biröbevolkingdat de provincie dekosten van een
betere ontsluiting geheel of ten dele voor haar rekening zou moeten nemen
omdat zij verantwoordelijk zou zijn voor het isolement van de Bird, is der
halve onjuist.
Gedeputeerde Staten zijn echter wel van mening, dat de onderhouds-
en bedieningskosten van de pont, die de gemeente voor haar rekening heeft
genomen, een zware last betekenen en dat voor een eventuele verzwaring van
de pont een financiële bijdrage van de zijde van het rijk (cultuurtechnische
dienst) op zijn plaats is.
De minister van binnenlandse zaken heeft zich op het standpunt ge
steld dat het hier gaat om een aangelegenheid, waaromtrent de beslissing aan
het gemeentebestuur staatDe bewindsman is verder van oordeel, dat in verband
met de hoge kosten, die met een oplossing gemoeid zijn en de beperkte finan
ciële mogelijkheden van de gemeente, een beslissing ter zake niet eenvoudig
isHet gemeentebestuur kan daarbij immers niet voorbijgaan aan andere ur
gente investeringen, die op realisering vrachten en evenmin aan de financi
ële gevolgen, die de desbetreffende investering voor de ingezetenen der
gemeente - onder andere tengevolge van noodzakelijke tariefsverhogingen ter
dekking van de kosten -- zullen hebben.
De minister ziet geen aanleiding voor het nemen van maatregelen of
stappen. Hij legt de verantwoordelijkheid bij het gemeentebestuur, maar stelt
geen bijdrage van het rijk in uitzicht.
Gelet op het vorenstaande rijst de vraag, wat de gemeente thans te
doen staat.
Het zal u bekend zijn, dat de gemeente de bestaande pont indertijd
voor de symbolische som van 1,- van het waterschap heeft overgenomen en
de exploitatiekosten, die, na aanstelling van een derde pontwachter en uit
breiding van de bedieningstijd tot 96 uur per week gesteld kunnen worden
op netto rond 100.000,- per jaar, te haren laste heeft genomen. In deze
nettokosten is geen bedrag voor rente en afschrijving voor de eventuele
vervanging van de pont opgenomen.
Ten aanzien van een eventuele vervanging heeft de raad zich' in zijn
vergadering van 14 oktober 1969 op het standpunt gesteld, dat het onverant
woord was, dat de gemeente de kosten van aanschaffing van een nieuwe pont voor
haar rekening zou nemen.