-20-
De heer Vledder zegt niet te kunnen begrijpen, dat men, nu de situatie is
veranderd, niet bereid is daarover te praten. De heren de Woif en van Belle
hebben -wel gezegd dat de kwestie intern in de P.v.d.A. is opgelost en dus ook in
de raad. Maar het is nu niet meer een interne zaak van de partij. De P.v.d.A.
heeft de rol van oppositie in de raad en daarmee is deze zaak dus de wereld niet
uit.
Spreker zegt verder een opmerking te willen plaatsen over de aanslag, die de
regering volgens de heer de Wolf op de vrijheid doet. Als voorbeeld wordt ge
noemd het kotnplan voor Grouw. Spreker meent dat men dit soort van zaken kan rang
schikken onder de opmerking, die minister Boersma indertijd tegen de heer Wiegel
heeft gezegd, namelijk dat hij nooit hoopte, dat de heer Wiegel nog eens aan die
kant van de tafel zou komen te zitten, want juist deze regering zorgt in de
penibele situatie, waarin we momenteel verkeren, dat de mensen, die zich het
minst goed kunnen redden ook het minst achteruitgaan. De grondslag voor de vrij
heid is het zich financieel kunnen redden in de maatschappij.
De heer Terpstra merkt op, dat hij dit nog nooit heeft kunnen vernemen.
De heer Vledder"Dat komt omdat u niet bij deze categorie hoort". Spreker
zegt, dat de regering een beleid voert van spreiding in kennis en macht en moge
lijkheden schept voor onderwijs en collectieve voorzieningen. De rest is maar
bijpraterij. Overigens kan spreker zich dit standpunt van de WD wel voorstellen.
De aantasting van de vrijheid betreft hier maar een kleine groep; Tot de heer
van Belle zegt spreker dat hij van te voren kon weten hoe de zaak zou aflopen.
De gehele situatie lag van tevoren al vast. Wanneer men zich niet bij een demo
cratisch genomen meerderheidsbesluit gaat neerleggen is de kans groot dat men de
boot in gaat.
Spreker is het met de heer de Boer eens, dat de uitkeringen van het rijk te
laag zijn, vooral voor bepaalde voorzieningen. Aan de andere kant zijn de uit
keringen in totaliteit wel zodanig verhoogd, dat de gemeenten meer armslag
hebben gekregen. Spreker zegt.dat in verhouding op de inwoners van de "gemeente
geen zwaardere financiële druk is gelegd, zoals de heer de Bóer opmerkt. De be
lastingen van de gemeente zijn alleen maar met het inflatiepercentage verhoogd.
Wat de bibliotheekwet betreft merkt spreker op, dat de voorzitter- heeft ge
zegd, dat de gemeenten zich niet kunnen permitteren deze voorziening op deze
wijze in stand te houden. Spreker wijst er op, dat in Friesland 16 bibliobussen
rijden die de verspreid wonende bevolking bezoeken. In Friesland wordt nu een
maal veel gelezen en daar moet men wat geld voor over hebbend Daarom raadt
spreker aandat de colleges van de URBI-gemeenten dit punt bij de provincie ter
sprake brengen. Wellicht dat er een mogelijkheid is, dit tekort op andere wijze
op te vullen. Tenslotte meent spreker, dat, ten behoeve van de aanstelling van
de derde pontwachterindertijd een verzoek om een extra bijdrage in de kosten
hiervan aan Den Haag is gericht. Is hierop geen antwoord ontvangen.
De heer de Boer zegt, dat hij uitsluitend de doeluitkeringen heeft bedoeld.
Het blijkt dat zowel bij het kleuter- als basisonderwijs en bij de gymnastiek
lokalen de uitkeringen te laag zijn. Die tekorten moeten uit de algemene midde
len van de gemeente komen.
De heer Vledder interrumpeert, dat de totale uitkeringen van het rijk hoger
zijn. De gemeente heeft het recht de algemene uitkeringen- naar eigen goeddunken
te besteden. Het zou hem spijten indien de doeluitkeringen alleen de kosten, die
daarvoor uitgetrokken zijn, zouden dekken. -i.r.j
De heer Schermer zegt zich verbaasd te hebben afgevraagd hóe de" heren
Knossen en van Belle in hun algemene beschouwingen hebben kunnen bedanken voor de
vele informatie, die hun fracties hebben gekregen. Spreker vindt, dat de afde
lingen, behoudens enkele uitzonderingen, slechts routine - zaakjes te behandelen
hebben gekregen. Blijkbaar is die voorlichting dan langs andere kanalen gegaan.
Een voorbeeld hiervan is het voorbereidingsbesluit voer de kom. Is er dan blijk
baar meer gebeurd dan zijn fractie weet. - -
De heer de Wolfreagerende op de woorden van de heer Vledderr, zegtdat
hij het woord afspiegelingscollege niet heeft genoemd. Maar wanneer de heer
Vledder nu een spreekwoord citeert had men dat 25 jaar geleden ook wel kunnen doen.