-2-
Zij meent, dat door een-voudig artikel 2 voor alle categoriën schepen
van toepassing te verklaren, vrat dus betekent dat de max. ligduur tot
3 dagen wordt beperkt, de doelstelling voldoende wordt gediend.
Op deze wijze wordt immers zowel het "lang parkeren" (onbemand liggen)
als het zeer langdurig innemen van een mooi plaatsje (gebruik als woon
schip) ook met vaartuigen die kleiner zijn dan de in art.1.2. genoemde
maten, voorkomen.
In de gekozen omschrijving meent de commissie dat voldoende wordt tege
moet gekomen aan eis van art. 6, de wateren en oevers elk aan te wijzen,
en toch een aansluitend geheel te verkrijgen.
Zij meent dat voor andere wateren in de gemeente vanuit de doelstellingen
van de landschapsverordening geen motieven kunnen worden afgeleid om
extra beperkingen in te stellen, (zie ook het antwoord op vraag 5 van de
heer Rombout, bij de schriftelijke beantwoording waar gesteld wordt:
de verordening is geen planologische maatregel, doch beoogt slechts
ontsiering, rustverstoring en andere overlast in het landschap te
voorkomen)
De commissie neemt aan,dat G.S. in overleg met aangrenzende gemeenten
voor aansluitende wateren passende vergelijkbare maatregelen zullen
nemen
2.2. Dat G.S. de onderstaande waterffiaanwijzen als wateren met een volledig
ligverbod
3.1. De Sytse-Maaike Sleat en het smalle deel van de Aide wei (tussen
Holstmaren Sanemar)
3.2. De Nauwe Saiter (tussen Saiter Petten en Lange Sleat).
3.3. Het Djippe Gat (tussen Moddermar en Oksepoel)
3.4. De Tynje (tussen Pikmar en Peanster Ie).
Toelichting bij 2.2.
Deze beperking wordt in de eerste drie genoemde wateren wenselijk geacht
om redenen van landschapsschoon en het voorkomen van overlast (vaar-
belemmering) en in het laatstgenoemde water om redenen van overlast
(oever-beschadiging en vaarveiligheid)
2.3. Dat G.S. voor de onder 2.1. genoemde wateren en oevers naast de voor
dit college algemeen geldende ontheffingsbevoegdheid,, ontheffing ver
lenen van de uit art.2 voortvloeiende beperking, en wel voor 2 vaar
tuigen per woonschip (in de zin van de wet op de woonwagens en woon
schepen) en per nabij het water staande woning, bedrijf of kampeerwagen.
Voor aan het water gelegen waterrecreatie-bedrijvenzoals waterherbergen,
zeilscholen, scheepsbouw-, reparatie- en verhuurbedrijven ware onthef
fing te verlenen voor een bepaalde oeverlengte.
Toelichting bij 2.3.
Ter voorkoming van onbillijkheden, omdat men met een bestaande toestand
heeft te maken, maar ook omdat een zekere "stoffering" met bootjes ge
acht moet worden bij het karakter van het Friese waterland te behoren,
acht de commissie een ontheffingen-beleid in de aangegeven zin, gewenst.
2.4. Dat G.S. voor bepaalde wateren in de gemeente een algemene ontheffing
verlenen voor "woonschepen" zoals omschreven in art. 1.1a. De advies
commissie zal zich hierop nog nader beraden, doch te denken ware aan de
wateren, zoals genoemd in het voorstel van augustus 1975 van water
sporters en vogelwachten (Rogsloot, Pomprak, Nauwe Galle, de Meer, de
Boorn bij Irnsum, zuidzijde Wartenster Wijd, Rechte Grou, Blieken,
Groundaem, Oostzijde Graft bij Pean vanaf Ie tot gemaal van Sorremorster
Mar, 100m Meanewei aan weerszijden van de brug in de J.W. de Visserwei,
en de wateren in de bebouwde kommen en 200m daarbuiten)
-3-