Spreker wijst de heer de Boer,die veronderstelt, dat^egemeente bij een
prijs van f 0,02 per kg. er f 0,06 per kg. op moet toeleggen, er uitdruk
kelijk op dat de subsidie van de gemeente maximaal f 20,per ton is of
f 0,02 per kg., ook al zou de prijs f 0,01 per kg. worden. Voorts merkt
spreker nog op, dat het totale subsidiebedrag voor Roordahuizum bijvoorbeeld
nooit hoger zal zijn dan f 500, omdat de praktijk heeft uitgewezen, dat
daar niet meer dan 25 ton per jaar wordt afgehaald. In totaal zal derhalve
nooit meer dan f 4000,aan subsidie worden verleend.
De heer Terpstra zegt, dat hij weinig voer het voorstel van de heer
van Essen voelt. Hij vindt een en ander in geen verhouding staan tot de
totaalopbrengst. In Grouw is er dan misschien een vereniging, die hier iets
beter van zou kunnen worden. Het is ook zo, dat dit in het algemeen vereni
gingen betreft, die het inzamelen qua ledenaantal op kunnen brengen, terwijl
de kleinere verenigingen, die een toelage juist erg nodig hebben, hier niet
van profiteren. Spreker vindt het wezenlijker, dat wanneer het subsidie wordt
gestort in bijvoorbeeld een cultureel fonds en daarnaast een fonds voor de
sport, en van daaruit de voorzieningen te treffen, die nodig zijn. We zijn
thans op de verkeerde weg, aldus spreker. Dit is geen beleid neer!
De heer de Wolf vraagt hoe lang de prijs onder genoemde f 0,08 per kg.
moet zijn, wil de subsidieregeling ingaan en hoe lang moet de prijs boven
f 0,08 per kg. liggen, alvorens zij wordt stop gezet, een en ander in het
kader van het voorstel van de heer van Essen.
De prijzen fluctueren nogal en kunnen van week tot week anders liggen.
De voorzitter antwoordt, dat elke kilo, die beneden de acht cent wordt
verkocht, in beginsel wordt gehonoreerd met een vergoeding van f 0,02 per kg.
door de gemeente. Dit impliceert tevens, dat alles wat boven de 8 cent wordt
verkocht, de vereniging in eigen zak mag steken. Spreker wil niet verhelen,
dat hij dit, gezien vanuit de organisaties, een zeer eenzijdige benadering
vindt, omdat alleen maar aan eigen voordeel wordt gedacht. Uit het voren
staande ademt een stukje mentaliteit, die hem bepaaldelijk niet aanspreekt.
Eo gauw als het niet direkt gunstig is voor de organisaties houdt men het
handje op bij de gemeente, die dan maar moet betalen. En zo gauw de papier-
prijzen gunstig liggen wordt nergens over gepraat, maar wordt het geld in
eigen zak gestoken. Spreker wil ernstig waarschuwen aan een dergelijk stuk
mentaliteit medewerking te verlenen. Spreker verwacht hier een hoop geduvel
over. 17e beginnen bij oud papier. Maar waar eindigen we, vraag spreker; bij
glas, bij oud ijzer of welke andere oude rommel. Gezien de discussie, die
terzake is gevoerd en de bezwaren, die aan het voorstel van de heer van
Essen kleven, lijkt het wethouder I'raisma verstandig dit subsidieverzoek in
het kader van de sportnota te behandelen in de tweede afdeling van de raad.
Het concept van bedoelde nota is gereed. Naar het zich laat aanzien, zal de
vergadering van de tweede afdeling in begin mei a.s. worden gehouden. Verder
komt het spreker gewenst voor het voorstel van van Essen en de notulen
van deze vergadering in handen te stellen van de afdeling financiën van de
gemeentesecretarie voor een nader oordeel. Met name wijst de wethouder op
hetgeen de heer Vledder naar voren heeft gebracht. Met betrekking tot de
situatie in Grouw, waar zo'n 100 ton oud papier per jaar wordt opgehaald.
Wanneer men de subsidie naar evenredigheid wil verdelen, dan zouden alhier
zeker meerdere verenigingen voor in aanmerking kunnen komen. Spreker wil
daarom deze aangelegenheid bij de behandeling van de soortnota aan de orde
stellen, omdat bij de papierinzameling vooral de sportverenigingen zijn be
trokken.
De heer van Essen merkt op, dat de onderhavige aangelegenheid in feite
in totaal niets met de sportverenigingen heeft uit te staan. In Grouw is
het toevallig een sportvereniging. Maar in Warqa en Roordahuizum zijn het
andere verenigingen, die het oude papier ophalen. Spreker wijst er nogmaals
met nadruk op, dat een en ander niets met de sportnota heeft uit te staan.
Wethouder Draisma blijft er bij, dat terzake een aantal onduidelijk
heden naar voren zijn getreden, waardoor het raadzaam moet worden geacht het
vorenstaande eens zorgvuldig te bestuderen en op zijn merites te beoordelen.