-8-
bezien is nu de vraagstelling.
De heer Schermer zegt, dat men hier de gewoonte heeft te spreken van 4
grote - tussen aanhalingstekens- dorpen en 4 kleinere. Spreker is zich er van
bewust, 'dat, vat in deze gemeente groot wordt genoemd, in een ruim kader bezien
wat anders overkomt. De voorzitter heeft al opgemerkt, dat de fatale grens
van 1000 inwoners voor de dorpen Rocrdahuizum en Wartena nog niet is bereikt.
Spreker zegt, dat de raad het gevoel heeft, dat deze beide dorpen de kans
moeten krijgen om deze grens te bereiken.
De raad heeft echter ook het gevoel, dat de provincie niet helemaal achter
dit streven staat. Spreker merkt op, dat men met het bestemmingsplan voor
Warga gelukkig weer de goede kant is opgegaan. Het proces verloopt echter
traag en spreker is bang, dat de plannen om de bouv, in die derpen enigszins
te stimuleren, daardoor word n afgeremd,waardoor de fatale grens van loOO
inwoners nooit zal worden bereikt. In een gemeente als Idaarderadeelwaar
ongeveer de helft van de inwoners in die derpen woont, betreft het dus een
groot potentiöel ,van die gemeente. Spreker zou derhalve een ernstig beroep
op de provincie willen doen om aan de wensen van de gemeente, wat die beide
dorpen betreft, tegemoet te komen.
De heer Benedictus zegt, dat vooral, .zoals de voorzitter terecht heeft
opgemerkt, de voorzieningen in die dorpen erg belangrijk zijn. In het bij
zonder de opmerking over de terugloop bij het onderwijs, heeft spreker erg
aangesproken.Als inwoner van Wartena zegt spreker, dat juist in dat dorp,
met twee lagere scholen, dit. probleem erg moeilijk ligt, waarbij hij overi
gens niets ten nadele van Roordahuizum wil zeggen. Maar er bestaat nu een
maal vrijheid van onderwijs en daardoor telt Wartena twee lagere scholen.
Gelukkig hebben beide scholen thans drie leerkrachten, hetgeen voor het
onderwijs erg belangrijk is. Een 2*mans~school stelt aan het onderwijzend
personeel geweldig hoge eisen. Spreker wil bepaald niet. zeggen, dat aan die
kleine scholen minderwaardig personeel wordt benoemd, maar bij de sollicitaties
blijkt vaak, dat de eerste keus er al uit is, terwijl het juist andersom
moest zijn. Ook de voorzieningen, wat de middenstand aangaat, zijn voor
beide dorpen zeer belangrijk. Juist daarom zou spreker het bijzonder op
prijs stellen, dat de provincie, vrat de bestemmingsplannen van die beide dor
pen betreft, enigszins soepel in haar medewerking is.
De Commissaris antwoordt, dat gedeputeerde staten in 1971 een bespreking
hebben gehad met de heren üdink en Geertsema uit de vorige regeringomdat er
tekenen waren, die er op wezen, dat Groningen, Zwolle en Leeuwarden accenten
kregen, die voor Friesland niet acceptabel waren. Als men de verdere ontwikkeling
beziet, dan wordt er nu gesproken over de groeistad Groningen en de groeistad
Zwolle. Gedeputeerde staten strijden nu, om vrille van het eigen Friese kl.imaat_
om te bereiken,dat ook aan Leeuwarden faciliteiten worden toegekend.
Het verstedelijkingsbeleid, zoals dit in de nota wordt gepresenteerd, verdient
grote bewondering,maar spreker blijft van oordeel, dat te weinig rekening
wordt gehouden met de regionale verscheidenheid. Er is te veel gekeken naar
verhoudingen in Holland. Spreker zal dan ook in de bespreking, die hij van
avond met de minister zal hebben, naar voren brengen, dat er in dit belang
rijke stuk te weinig rekening is gehouden met het eigen karakter van Fries
land. Spreker zegt, dat er een aantal kernen zijn, die in de ogen van Fries
land groet zijn, zoals Leeuwarden, Drachten en Sneek, terwijl Dokkum voor
Friesland groter is dan wanneer het in Zuid-Holland zou hebben gelegen. In die
optiek zal men het verstedelijkingsbeleid, zoals zich dat aftekent, hebben te
zien. Spreker zegt, dat, wanneer men voor een eigen beleid pleit, men daarbij
ook de nodige voorzichtigheid in acht moet nemen, anders kan aan dat beleid
geen gestalte worden gegeven. Er zal zeker rekening worden gehouden met de
eigen geaardheid van het Friese platteland. Bij de behandeling van de 'nota"
wonen" heeft de gedeputeerde al opgemerkt, dat er een geschakeerdheid in het
beleid moet zijn en het provinciaal bestuur zal moeten wegen en wikken, of
het gemotiveerd is soepeler te zijn dan als op het papier naar voren komt,