-9- lid van dat artikel bedoeld, geacht te zijn verleend, voor zover die lozingen althans naar hun aard niet aanmerkelijk verschillen van of niet van aanmerke lijk grotere omvang zijn dan lozingen die plaatsvonden vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening. Artikel 27 1. Degene die bij het van kracht worden van het verbod van artikel 3, af valstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen als daar bedoeld recht matig loost op de riolering, kan binnen zes maanden na het in werking treden van deze verordening aan burgemeester en wethouders de bescheiden overleggen, bedoeld in artikel 6. 2. Burgemeester en wethouders maken alsdan een schriftelijke verklaring op, vermeldende op welke dag de bescheiden zijn overgelegd. Bij de verklaring wordt een gewaarmerkt exemplaar van de bescheiden gevoegd. 3. Burgemeester en wethouders zenden een afschrift van de verklaring terstond toe aan - degene die de inrichting drijft; - de beheerder - de inspekteur. 4. De verklaring wordt voor de toepassing van deze verordening als een ver gunning, als bedoeld in artikel 3, aangemerkt. 5. Het in artikel 3 gestelde verbod geldt niet voor degenen die bij het in werking treden van deze verordening afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen als daar bedoeld lozen op de riolering, voor zover die lozingen althans naar hun aard niet aanmerkelijk verschillen van of niet van aanmerkelijk grotere omvang zijn dan lozingen die plaatsvonden vóór het tijdstip van in werking treden van deze verordening a. gedurende zes maanden na het in werking treden van deze verordening; b. indien toepassing is gegeven aan het eerste lid van dit artikel, in afwachting van de verklaring bedoeld in het tweede lid van dit artikel. Artikel 28 Slotbepaling. 1. De verordening kan worden aangehaald als Lozingsverordening riolering. 2. Zij treedt in werking met ingang van Vastgesteld in de openbare vergadering van 23 juni 1977. De sekretaris De voorzitter,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1977 | | pagina 135