21. Termijnplanning voor de jaren 1978 t/m
1982.
GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
Aan de gemeenteraad.
No. 679.
Grouw, 20 februari 1978.
Veel gemeenten doen pogingen om, wat de gemeentelijke financiën betreft,
even verder te zien dan de begroting van het komende jaar. Een bepaald, uni
form, systeem is thans nog niet ontwikkeld.
Zoals bekend, is het rijk nog steeds de grootste leverancier van de
gemeentelijke financiële middelen. Daarom wordt in de z.g. juli-circulaire
de laatste jaren een overzicht verstrekt van het te verwachten groeipercen
tage van de algemene uitkering uit het gemeentefonds.
Dit groeipercentage is uiteraard^afhankelijk van dë financiële mogelijk
heden van het rijk.
Voor de periode 1978 - 1982 zijn door het rijk de volgende uitkerings
percentages voor de groei van de algemene uitkering verstrekt:
1978 491 (inmiddels in de begroting 1978 verwerkt)
1979 500
1980 512
1981 524
1982 537
Bij de vaststelling van deze groeipercentages gaat het rijk uit van:
a. een ongewijzigd rijksbeleid;
b. een ongewijzigde uitkeringsbasis van de algemene uitkering.
Dit zijn dus 2 factoren.waarop de gemeenten geen invloed kunnen uitoefe
nen. Wat punt b betreft: er is al jaren sprake van, de grote invloed van het
inwonertal op de algemene uitkering terug te dringen en b.v. te vervangen
door arbeidsplaatsenfactoren. Technisch stuit een dergelijke herziening wegens
het ontbreken van voldoende statistische gegevens, op moeilijkheden.
Teneinde de gemeenten enig houvast te bieden bij hun meerjarenplanning,
adviseert het rijk daarbij de volgende uitgangspunten te hanteren:
1. voor de salarissen uit te gaan van het selarispeil 1 april 1977 (is ook
verwerkt in de begroting 1978) en geen rekening te houden met salarisver
hogingen
2. het prijspeil 1978 en geen rekening te houden met prijsstijgingen.
In de begroting 1978 zijn ten opzichte van 1977 wel zekere- op de hand
gewogen- verhogingen toegepast. Er is niet uitgegaan van een bepaald percen
tage, omdat pas in de julicirculaire een prijsverhoging van 4% ten opzichte
van 1977 bekend gemaakt is.
Wil men dus met de gegevens van het rijk werken, dan moet worden uitgegaan
van de fictie, dat:
a. het personeelsbestand gelijk blijft, evenals de salarissen (met bevorderingen
enz. wordt eveneens geen rekening gehouden)
b. een prijspeil, gelijk aan de begroting 1978 (104% van 1977);
c. het beleid van de gemeente niet wordt gewijzigd, dus geen nieuwe financiële
verplichtingen worden aangegaan.
Wat de punten a en bhetreft, is het hanteren van deze fictie geen groot
bezwaar. Zou men"namelijk fictieve salaris- en prijsstijgingen hanteren,
(deze worden in de regel genormeerd opgevangen door verhogingen van de alge
mene uitkering)dan zou de uitkomst nog onzekerder worden.