-2- Rrtikel 3. Bij aanstelling van een ambtenaar wordt, behoudens het bepaalde in de ar tikelen 7, 8 en 9, het salaris vastgesteld: a. voor een niet-volwassenedie een ambt bekleedtvoorkomende in de bijlagen AI, All en AIII op het minimumbedrag van de voor hem geldende salarisschaal, voor elk jaar of een gedeelte van een jaar, dat hij jonger is dan 21 jaar, verminderd met 73s% per leeftijdsjaar, indien dit ambt is ingedeeld in een van de schalen 1 tot en met 43 van de bijlagen AI en All met dien verstande, dat de vermindering voor een 14-jarige gelijk is aan die voor een 15-jarige; b. voor een volwassene, die een ambt bekleedt, voorkomende in de bijlagen AI, All en AIII, op het minimumbedrag van de voor hun geldende salaris schaal Artikel 4. 1. Het bij de aanstelling aan een niet-volwassene toegekende salaris wordt bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver en ook gedurende de tijd van het verlof als bedoeld in artikel 6, verhoogd naar gelang zijn leeftijd toeneemt, onderminderd hetgeen dienaangaande in de overige artikelen is bepaald. 2. Het salaris van de ambtenaar, die de 21-jarige leeftijd heeft bereikt, wordt vastgesteld op het minimumbedrag van de op zijn ambt betrekking hebbende salarisschaal. 3. Het salaris van een volwassene wordt verhoogd op de wijze, als in de des betreffende schaal is aangegeven, naar gelang de ingevolge de artikelen 5,6, 8 en/of 9 van deze verordening verworven dan wel toegekende salaris- anciënniteit. Artikel 5. Bij voldoende bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver verwerft de volwas sene, die een salaris geniet, een salarisanciënnitèit, gelijk aan de tijd, gedurende welke hij alszodanig in het door hem beklede ambt is gesalari eerd, onderverminderd de gevolgen van toepassing van hetgeen overigens met w betrekking tot de salarisanciënnitèit in deze verordening is bepaald. Artikel 6. De tijd, gedurende welke de ambtenaar krachtens wettelijk voorschrift verlof geniet ter vervulling van militaire of daarvoor in de plaats tredende dienst, wordt in aanmerking genomen voor de vaststelling van de salarisanciënnitèit, onderminderd hetgeen overigens dienaangaande in deze verordening is bepaald. Artikel 7. Een verhoging van het salaris gaat in met de eerste dag van de maand, waarin, overeenkomstig de overige bepalingen dezer verordening, de aanspraak zal ontstaan. Artikel 8. 1. Bij buitengewone bekwaamheid, geschiktheid en dienstijver van de ambte naar kunnen burgemeester en wethouders de salarisanciënnitèit vaststel len op een groter tijdvak dan is aangegeven in artikel 5.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1978 | | pagina 63