Grouw, 8 maart 1978.
De commissie voor Administratief Beroep heeft in haar heden gehouden
zitting het beroepschrift d.d. 9 januari j.l., behandeld van G. de Tal,
Hoofdstraat 47a te Wartena tegen het besluit van burgemeester en wethouders
d.d. 30 november j.l. tot weigering van een vergunning voor de bouw van
een woning naast het door hem bewoonde pand.
Tijdens de zitting heeft appellant naar voren gebracht, dat zijn ge
zin, bestaande uit drie personen, momenteel te klein behuisd is en dat hij
daarom gaarne alsnog vergunning zou willen hebben voor het realiseren van
het ingediende plan.
Eventueel zou hij ook genoegen kunnen nemen met een vergroting van zijn
huidige woning.
Na kennisneming van deze argumenten en na raadpleging van de op deze
zaak betrekking hebbende stukken heeft de commissie vastgesteld, dat de te
bouwen woning gesitueerd is in de kom van Wartena aan een smal en onderver
hard particulier voetpad.
Ingevolge de bouwverordening kan nieuwbouw cf vergroting slechts worden
toegestaan, wanneer het bouwterrein gelegen is aan een weg, die in beheer en
onderhoud is bij het rijk, de provincie, de gemeente of een waterschap en
een verhardingsbreedte heeft van tenminste 7 meter.
De commissie heeft dan ook geconcludeerd, dat burgemeester en wethouders
de gevraagde vergunning terecht hebben geweigerd wegens strijd met de bouw
verordening.
Zij geeft derhalve in overweging, het beroepschrift ongegrond te ver
klaren en het gewraakte besluit te handhaven.
De commissie voornoemd,
(w.g.) Sj. de Boer.
(w.g.) T. Kooistra-de Zee.
(w.g.) P. Knossen.
Aan de raad.
Aan burgemeester en wethouders.