6. Voorstel betreffende de woningbouw in
de kleine kernen.
GEMEENTE IDAARDERADEEL
GROUW
No. 1614. Aan de gemeenteraad.
Grouw, 3 mei 1978.
Ter inlossing van onze belofte doen wij u onderstaand een nota toe
komen betreffende de woningbouw in de kleine kernen.
1Inleiding.
Hoewel de problematiek van de kleine kernen een komplex en samen
hangend geheel vormt, is deze nota in eerste instantie toegespitst op de
woningbouw in deze kernen.
Eerst worden in het kort de standpunten van achtereenvolgens het rijk,
de provincie en de gemeente geschetst. Daarna wordt aangegeven, welke uit
gangspunten wij van belang achten om een beleid voor kleine kernen in het
algemeen te voeren.
Tevens zal daarbij worden getracht aan te geven welke ruimtelijke
faktoren een rol kunnen spelen bij de bestuurlijke afweging.
Vervolgens wordt de vraag aan de orde gesteld welke procedure ge
volgd zou moeten worden om het voorgestelde beleid te realiseren.
Tenslotte zal in een aantal korte punten onze visie worden samengevat.
2Rijksbeleid kleine kernen.
In de nota Landelijke Gebieden wordt de leefbaarheid van de kleine
kernen als een belangrijk probleem aangemerkt.
Er wordt gesignaleerd, dat -al dan niet door het gevoerde ruimtelijke
beleid of slechts het langzaam groeien- vaak een tekort optreedt aan pas
sende huisvesting voor de reeds daar wonende bevolking. Dit tekort wordt
groter, indien personen van elders, die hogere prijzen willen en kunnen be
talen, zich in deze kernen vestigen of daar een tweede woning verwerven.
In de Nota wordt er van uitgegaan, dat de mogelijkheden voor het
bouwen van woningen in het landelijke gebied beperkt zijn.
Dat wil niet zeggen, dat er geen behoefte zou bestaan aan woningbouw-
mogelijkheden.
Wanneer zeer weinig of geen nieuwbouw in een (kleine) kern plaatsvindt,
zal zich volgens de Nota een aantal sociale problemen voordoen, zo-als ver
oudering van de bevolking, verhuizing van de kinderen, geen vestiging van
"vreemdelingen" en verslechtering van de verzorgingssituatie.
Als in verhouding tot de kerngrootte veel nieuwe woningen worden ge
bouwd, kan dit nadelig zijn voor het fysieke woonklimaat (waarmee voor
namelijk wordt gedoeld op de stedebouwkundige vormgeving)
Ook landschappelijke ekologische, kultuurhistorische en landbouwkundige
waarden kunnen worden aangetast. Daarnaast ondergaat het sociale woonklimaat
bepaalde invloeden.
De regering wil bevorderen, dat de wezenlijke strevingen van indivi
duen en groepen in de samenleving zoveel mogelijk tot hun recht komen.
Hierbij wordt de aandacht in het bijzonder gericht op de vergroting van
de mogelijkheden van diegenen, die in verband met hun financiële en sociale
situatie keuzevrijheid en ontplooiingskansen missen.
I