-2- b. indien gedeelten van de in letter a bedoelde eigendommen -andere dan de gedeelten van een onroerend goed als bedoeld in artikel 2, tweede lid, letter b, van het Besluit gemeentelijke onroerend- goedbelastingen- blijkens hun indeling zijn bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt; elk als zodanig bestemd gedeelte 2aanhorigheden gebouwde en ongebouwde eigendommen, behorende bij en in gebruik zijn de met een gebouwd eigendom of gedeelten daarvan, voor zover die eerstgenoemde eigendommen, naar de omstandigheden beoordeeld, dienst baar zijn aan dat gebouwde eigendom of die gedeelten daarvan; 3. woning: een gebouwd eigendom of een gedeelte daarvan als bedoeld in 1, letter a, onderscheidenlijk letter b, dat in hoofdzaak is bestemd of wordt gebruikt voor woondoeleinden. Heffingsgrondslag. Artikel 4. 1. Voor de vaststelling van de heffingsgrondslag wordt de waarde in het economische verkeer bepaald op die,welke aan het onroerend goed dient te worden toegekend,indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger het goed in de staat waarin het zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in feitelijk gebruik zou kunnen nemen. 2. Indien van een onroerend goed, als bedoeld in artikel 3, onder ten eerste letter b, niet een zelfstandige waarde in het economische verkeer kan worden vastgesteld, wordt die waarde gesteld op een evenredig deel van de waarde in het economische verkeer van het eigendom waarvan het deel uitmaakt. 3. Bij de toepassing van het eerste lid blijft buiten aanmerking de waarde van tot het onroerend goed behorende, daaraan al dan niet aard- of nagelvast verbonden werktuigen welke verwijderd kunnen wor den met behoud van hun waarde als zodanig en niet op zichzelf als ge bouwde eigendommen zijn aan te merken. 4. Bij toepassing van het eerste lid blijft buiten aanmerking de invloed welke de bouw of verbouwing van een gebouwd eigendom heeft op de waarde in het economische verkeer van het onroerend goed zolang die bouw of die verbouwing nog niet is voltooid of geen voltooiingsverklaring is afgegeven, dan wel zolang dat gebouwde eigendom nog niet gereed is ge komen voor feitelijk gebruik overeenkomstig de bestemming die met de bouw of verbouwing wordt beoogd. 5. Indien met betrekking tot een onroerend goed de bouw of de verbouwing van een gebouwd eigendom nog niet is voltooid, doch wel zover is ge vorderd dat een gedeelte daarvan in feitelijk gebruik kan worden ge nomen overeenkomstig de bestemming die met die bouw of die verbouwing voor het gehele gebouwde eigendom wordt beoogd, wordt bij het vast stellen van de heffingsgrondslag de invloed welke die bouw of die verbouwing heeft op de waarde in het economische verkeer voor dat on roerende goed, in aanmerking genomen, voorzover deze kan worden toege-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1978 | | pagina 105