-4- 2. Indien de heffingsgrondslag op de voet van het eerste lid is vastgesteld en op enig tijdstip gedurende de eerste 4 jaren van het tijdvak waarvoor die heffingsgrondslag toepassing zou moeten blijven vinden, de waarde in het economische verkeer wijziging ondergaat als gevolg van, hetzij bouw, daaronder begrepen verbouwing, of afbraak, hetzij verandering van bestemming, wordt in afwijking van het eerste lid de heffingsgrondslag opnieuw vastgesteld. Die nieuwe heffingsgrondslag wordt vastgesteld op de onderstelde waarde in het economische verkeer, welke in aanmerking zou zijn genomen, indien die bouw, afbraak of bestemmingsverandering zijn beslag had gekregen bij de aanvang van het evenbedoelde tijdvak. Alsdan treedt die opnieuw vastgestelde heffingsgrondslag in de plaats van die welke op de voet van het eerste lid laatstelijk is vastgesteld en vindt voor het eerst toepassing voor het belastingjaar volgende op dat waarin die wijziging van de waarde in het economische verkeer is ingetreden. Belastingtarief. Artikel 6. 1. Voor elke volle f. 3.000,van de heffingsgrondslag bedraagt de be lasting bedoeld 1. in artikel 1, letter a f. 6,75 2. in artikel 1, letter b f. 10,25 2. Indien de heffingsgrondslag van een onroerend goed dat als woning en als zodanig de belastingplichtige tot hoofdverblijf dient, minder be loopt dan f. 9.000,wordt in afwijking in zoverre van het bepaalde in het eerste lid ter zake van dat onroerende goed de in artikel 1, letter a, bedoelde belasting niet geheven. 3. Belastingaanslagen van minder dan f. 10,worden niet opgelegd. Vrijstellingen Artikel 7. 1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid wordt een in artikel 1 bedoel de belasting niet geheven ter zake van a. gebouwde eigendommen met inbegrip van de ondergrond en van hun ge bouwde en ongebouwde aanhorigheden, welke in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezin ningsbijeenkomsten in de zin van de artikelen 13 en 14 van de Wet Premie Kerkenbouw (Stb. 1962, 538); b. gebouwde eigendommen met inbegrip van de ondergrond en van hun ge bouwde en ongebouwde aanhorigheden of gedeelten van zodanige ei gendommen, v/elke in hoofdzaak worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente; c. straatmeubilairwaaronder worden verstaan alle zodanige gebouwde eigendommen -niet zijnde gebouwen- welke zijn geplaatst ten ge rieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het ver keer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, ver- keersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken, palen; >w

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen Idaarderadeel 1935-1983 | 1978 | | pagina 109