Aan de gemeenteraad.
Grouw, 18 december 1978.
De kommissie voor administratief beroep heeft in haar heden gehouden zitting, de
heren B.K. Hooghiemster, L. de Jong, K. de Boer en Th. v.d. Keer in de gelegenheid ge
steld, het door hen onder dagtekening van 20 oktober 1978 ingediende beroepschrift te
gen de aanschrijving van burgemeester en wethouders van 14 september 1978, nr.3313, toe
te lichten. Deze aanschrijving behelsde de afbraak van het voormalige boerenbedrijfje
Burd 9 te Grouv.
Appellanten brachten naar voren, dat zij met verbazing de gewraakte aanschrijving
hadden ontvangen. Volgens hen was nog steeds de aanschrijving van burgemeester en wet
houders van kracht van 11 maart 1977, nr.1100. Deze aanschrijving kwam erop neer, dat
het bouwsel teruggebracht moest worden in de toestand van vóór de klandestiene ver
bouwing. Tegen laatstgenoemde aanschrijving heeft men beroep ingesteld bij de raad. De
raad verklaarde bij besluit van 17 mei 1977, nr.16, dit beroep ongegrond en sprak uit
de aanschrijving van 11 maart 1977 te handhaven. Zonder dat de feitelijke toestand
ich had gewijzigd, werden appellanten bij brief van 13 juni 1978, nr.2370, aangeschre
ven, het gehele bouwsel af te breken. Appellanten zijn van de veronderstelling uitgegaan,
dat hen de tijd werd gegund een aantal dingen uit te zoeken en de zaken op een rijtje
te zetten. Ken vindt het niet reëel, dat deze tijd gebruikt is om gehele afbraak te
bewerkstelligen. Als gevolg van de besprekingen welke werden gevoerd en de stukken die
in tussentijd werden overgelegd had het naar de mening van appellanten, voor de hand
gelegen, dat burgemeester en wethouders hadden besloten medewerking te verlenen aan het
terugbrengen in de oude toestand.
Volgens appellanten hee.>.t medio januari 1977 de afbraak plaats gevonden. Op 28
december 1977 hebben zij een nieuwe bouwaanvraag ingediend. Deze aanvraag om vergunning
werd binnen een jaar na afbraak ingediend en is op dit punt niet in strijd met artikel
19 vein de bij het vigerende bestemmingsplan behorende voorschriften.
Gehoord deze toelichting en na kennisneming van de op deze zaak betrekking hebbende
stukken, is de kommissie van oordeel, dat het beroep gegrond verklaard dient te worden,
en dat alsnog uitvoering moot worden gegeven aan de aanschrijving van burgemeester en
wethouders van 11 maart 1977, nr.1100, en het raadsbesluit van 17 roei 1977, nr.16. Dit
maakt het noodzakelijk, dat een nieuwe datum wordt vastgelegd waarvóór aan de aanschrij
ving moet zijn voldaan.
De kommissie voor administratief beroep,
w.g. P. Kncssen.
w.g. A. Dekker-van Schaik.
w.g. D. van Gorkum.