- 3 -
Deze situatie doet zich gezien het bovenstaande naar onze mening niet
voor. Gezien het bovenstaande stellen wij u voor eerdergenoemd bezwaar
schrift ongegrond te verklaren.
Het tweede bezwaarschrift in ingediend door de heren H.K. Wielinga en
L.H. Koopman, eigenaren van het perceel Allingawier 39 te Grouw.
De indieners van dit bezwaarschrift wijzen er op dat eerst na lang
durig overleg is besloten tot aankoop van het perceel Allingawier 39 en
dat de bebouwing daarvan onder stringente bepalingen diende te worden
gerealiseerd.
Bedoelde bebouwing is destijds gerealiseerd middels een anticipatiepro
cedure als bedoeld in artikel 19 van de wet op de Ruimtelijke Ordening.
Voor zover bij de bouw stringente voorwaarden zijn gehanteerd vonden
deze him oorzaak in de ligging van het bouwwerk (aan de rand van het
dorp) en vloeiden zij niet voort uit de bestemming als zodanig.
Reeds in het vorenstaande is ingegaan op welke gedachten er ten tijde van
de ontwikkeling van het bestemmingsplan Meinga ten aanzien van bedoeld
perceel leefden.
De in het bezwaarschrift neergelegde suggestie dat de bebouwingsvoor
schriften zo stringent waren in verband met een bestaande bestemming dan
wel met een redelijk ver ontwikkelde voorgenomen bestemming dient op
grond van het bovenstaande van de hand te worden gewezen.
Hoewel de toekomstige bestemming ten tijde van de bebouwing van het per
ceel Allingawier 39 in de voorbereidingsfase bekend was is dit uiteraard
nog onvoldoende grond om toezeggingen te kunnen doen.
Gezien de eerdergenoemde feitelijke ontwikkelingen (verschuiven van be
hoefte-element) en de gewijzigde inzichten ten aanzien van het te voeren
planologische beleid (van uitbreiding voor inbreiding) hebben wij in het
onderhavige bestemmingsplan voorgesteld de bestemming van het perceel ten
oosten van Allingawier te wijzigen.
Iedere inwoner van een gemeente in Nederland loopt het risico dat door ge
wijzigde beleidsinzichten een gewijzigd planologisch regiem van kracht
wordt.
De wet op de Ruimtelijke Ordening gaat van deze mogelijkheid ook uit door
te bepalen dat een bestemmingsplan eens in de tien jaar moet worden her
zien
Een belanghebbende kan dus nooit blijvende rechten ontlenen aan een op een
bepaald moment gegeven bestemming van een bepaald perceel.
Dit geldt in dit geval des te sterker nu de indieners van het bezwaar
schrift zich beroepen op een bestemming neergelegd in een plan dat de ont-
werp-fase nooit te boven is gekomen.
Ook het door indieners van het bezwaarschrift aangevoerde argument van de
koopprijs van de grond doet hieraan niets af.
De gesuggereerde koppeling tussen de hoogte van de grondprijs en de daar
door gerechtvaardigd te verwachten toekomstige bestemming achten wij on
juist.
Tegen de inhoud van de aan bedoeld perceel gegeven bestemming hebben de
indieners van het bezwaarschrift de volgende bezwaren:
a. het bouwen van woningen ter plaatse voorziet niet in een dringende be
hoefte
b. estetische bezwaren;
c. het lijden van ernstige schade omdat door de bestemming de weg wordt
afgesneden gelijke tred te houden met de ontwikkelingen en ministe
riële aanpassingen in de gezondheidszorg voor Grouw.