Ossekop 11 maar 9 (voorheen Drukkerij
WSelsma) is geweest, Tk veronderstelde dat
meester metselaar Ut se Riemers op de lege
plek ten zuiden van Ossekop 3 in 1596 per
ceel Ossekop 5 had gebomvd en dat Ossekop
7 eigendom van het Old Burger Weeshuis is
geweest. Nadere beschouwing van genoem
de wijkkaarten bleek naadloos op deze theo
rie aan te sluiten: immers tussen de perce
len Ossekop 9 en 11 leek hoe dan ook geen
kleinere woning te (hebben) bestaan.
Het raadsel van de 'ledige plaat ze'
Tijdens de aanvankelijke euforische stem
ming die heerste over de nieuwe ontdekking
en het feit dat de Japanse televisie reeds
zijn opwachting maakte voor opnamen, lek
te dit vermoeden uit naar de lokale pers, die
er prompt een 'Dossier Leeuwarden' aan
wijdde. Achteraf bleek het oorspronkelijke
vermoeden dat het toch om Ossekop 11 ging
juist te zijn. Bevestiging kwam door de ont
dekking van een koopcontract, waarbij
Rrecht Jacobsdn, weduwe van Hans Croes
'de Jonge', in juni 1576 'seeckeren huys met
ten annexen en de vrien grondt van dien'
voor 180 goudguldens overdraagt aan de
voogden van het Old Burger Weeshuis. Uit
de rekeningboeken van het weeshuis, waar
in ondermeer de inkomsten uit verhuur van
onroerend goed werden geadministreerd,
bleek dat deze woning tot 1604 door het
weeshuis aan diverse personen werd ver
huurd totdat melding werd gemaakt van
verkoop van het pand aan 'Den Edel
Achtbaren en de Hoechgeleerden Heere
Doctor Romberto Ulenburch, mede Raedt
ordinaris inden Hove van Frieslandt, ende
Sijuckyen Wlcko Reijnsdr, echtelieden te
Leeuwarden',
De alfabetische ingangen op de consentboc-
ken noemden deze overdracht niet bij de
woningen aan de Ossekop, maar achteraan
bij de zogenaamde 'aantekeningen', dan wel
de niet te localiscren percelen. Het koopcon
tract van 29 november 1604 vermeldt de
overdracht van 'zeeckere carrier ofte olde be-
huysinge, zampt d'loedtzcn daerachter, met
allen voorderen annexen ende gerech-
ticheijdt zoe ende als 't weeshuijs aldaer
competeert, staande ten noorden vande
voersschreven heeren Ulenburchs huijsin-
ge, als nu tegenwoordich bij hem ende zijn
huijsfrouwen bewoent', Ulenburgh en zijn
vrouw kochten dit pand voor 399 goudgul
dens, waarbij de volgende kanttekening
werd geplaatst: 'alsoe wij Ulenhureh ende
Kijuckien voersschreven den voersschreven
earner ofte olde behuijsinge al) opden eer
sten Mag laestlcden angevaerdet ende d'-
zelvc oeck t'onsen wille vernyeut ende ver
bout hebben ende alsoe in goede possessie
vandien zijn. soe bedancken wij d'voers
schreven weesmeesteren ende administra-
toers voer goede traditie ende nemen der-
halven aen ende beloven d'zelve admïni-
stratoers ten proufite van 't weeshuijs
voersschreven aende bovengemelde
Rentemeester ofte zijnen successor in officio
d'resterende twije derde parten der opge-
melte penningen te voldoen ende betalen'.
Waarschijnlijk heeft Ulenburgh spijkers
met koppen geslagen en de oude vervallen
woning tot één geheel met zijn eigen grote
huis laten verbouwen. In ieder geval is na
dien geen sprake meer van een gescheiden
verkoop. De 'ledige plaatze' ten zuiden van
Ossekop 3, waarvan in 1594 sprake was,
heeft zich dus veel verder zuidwaarts uitge
strekt dan aanvankelijk werd aangenomen.
Jan Hendrickszn. Rhala verkocht in 1596
slechts een klein gedeelte van deze lege plek
aan de meester metzelaar Utse Riemers, die
er Ossekop 5 en 7 liet bouwen. Op het meest
zuidelijke deel van de onbebouwde huisste
de liet Rhala voor zichzelf het huidige pand
Ossekop 9 bouwen, Nader onderzoek heeft
uitgewezen dat ook het grote pand van
Ulenburgh tot 1569 toebehoorde aan de we
duwe van de jonge Hans Croes of Cruys.
Reeds op 12 september 1526 is er ter plekke
sprake van onroerend goed van Hans
Cruys. Het stadsbestuur verhuurde op die
datum aan laatstgenoemde en aan Lenart
Hugos de braakliggende grond ten noorden
van het Oud Hcngstewad (Zwitserswaltje),
de latere Uniabuurt (hier stond tot 1498 de
Uniastins), "dat tot profytt der stadt hebben
verhuijrt ende voerpacht die ledighe plaets,
liggende bij ende omtrent dat Henxlewad,
Ier oostzijde soe wydt ende langek ende
breet als dat water van dat Henxlewad
wtstreckt, ende niet vorder nae die straele
soverre Hans Kruijshair huijss ende woe-
ningc'. Onduidelijk is of hier de 'jonge' Hans
Cruys wordt bedoeld, of zijn vader, die tus
sen 1531 en 1537 burgemeester van
Leeuwarden was en die al in 1511 als inwo
ner van het Keimpema-espei wordt ver
meld, Deze Hans Cruys 'de oude' moet rond
1538 zijn overleden. Vader en zoon worden
gelijktijdig genoemd in enkele belasting
omslagen van het Kcimpema-espel uit
1531. Zij woonden dus bjj elkaar in de
buurt.
Wisselende eigenaars
De proclamatieboeken melden op 4 juli 1628
de verkoop van 'de huijsinge ende hovinge
cum annexis bü de heer Ulenburgh ende
Svucktieti Aesinga, echtelieden naegelaten'.
De raadsheer ordinaris Gellius van
Jangestall kocht het huis voor 2600 goud
guldens van de erfgenamen van genoemde
echtelieden: Vande minderjaarige bij de
creet ende vande andere sonder decreet'.
Helaas zijn de decreetboeken van bet Hof
van Friesland over deze periode verloren ge
gaan, zodat we over de indeling van het
pand niet worden ingelicht.
Uit het koopcontract van 1595 blijkt echter
dal de woning een kelder bezat: 'mit oock de
gerechticheyd omme over d'plaatze ofte
poorte vande voersscreven veroofte huysin-
ge van Focke Rominerts an dr. Jan Loo
I Ossekop 131 te moogen wynen opslaan
ende voorts kolderen inde kelder vande ver-
cofte huysinge'. Pas in 1682, wanneer de erf
genamen van Allert Pijtcr van .longestall
het pand voor 3430 goudguldens overdra
gen aan Bruno van Vierssen uit Koudum,
worden we uitvoeriger ingelicht. Gezien de
waardestijging van het pand sedert 1595 en
de integratie van de ten noorden gelegen
oude woning mogen we concluderen dat
Rombertus Ulenburgh het pand al drastisch
had laten verbouwen. Als we uitgaan van
een inflatiepercentage van ongeveer 30(£
tussen 1628 en 1682 dan zou het huis, afge
zien van enkele kleine verbeteringen, in
laatstgenoemd jaar nog de oorspronkelijke
indeling uit 1628 hebben gehad. Het ver
kochte wordt dan omschreven als "seeckere
heerljjcke en voortreffelijcke huisinge, voor
sten met een voorhuis, costelijcke groot be
neden zaal. een achter earner, twe kelders-
camcrs, een clein schrjjffcamerke, een
grnote kelders keucken mei watersteen, re
genwaters back, en dan noch twe andere
bierkelders, vier boven earners, kcstelijcke
klcersolderen, een tujjn en bleeckvelt achter
de huisinge, met een nieu geboude earner,
keucken, waschhuis, turffsolder, put en
back, secreet en ander gerij ff meer, staande
aan 't water achter voorschreven voorhui-
singe'.
Bruno van Vierssen droeg het pand in 1696
voor 4400 goudguldens over aan raadsheer
Lrova^L.. -■