Onno Zwier van Haren <1713-1779) (litho: H.rl. Barker. 1837) onder andere bekend van de Boerboombunk in het stadhuis en figuraal- en ornamenteel- werk aan de orgelkast in de Grote Kerk. Jok twee uitspraken van de Leeuwarder policie- meeslercn uit 1723 in een conflict tussen Overman en zijn zuidelijke buurman Ohristiaan Schuls wijzen erop dat Overman in die lijd bouwactiviteiten ontplooit. Over de vormgeving van het nieuwe huis kan uit deze en andere processtukken hel een en ander worden afgeleid. De cardoessen die Sydzes ontwerpt zijn waarschijnlijk goot- lijstconsoles. Het feit dat Sydzes vijf consoles ontwerpt en maakt, wijst er op dat het pand vier raam vak ken breed werd. Uiteen van de uitspraken van de poliriemeeslercn blijkt dat het huis een voor- en een achterhuis om vatte. Uit een en ander kan geconcludeerd worden dat de ingang aan de zuidzijde werd gesitueerd: Overmans bordes -waarschijn lijk een trapstocp- bevond zich namelijk blij kens deze uitspraak, deels voor het huis van zijn buurman. Een vonnis van de magistraal van Leeuwarden in 1727 in een langslepend conflict tussen de weduwe van de bouwheer en opnieuw1 haur huurman. Chrisliaan Schuts. bevat eveneens een aantal aanwij zingen over de vormgeving van het nieuwge bouwde iiuis. In deze sententie wordt <lv we duwe Overman namelijk opgedragen hel zuidelijke deel Van de boventqst off goote voor aan de gevel van de 1 nieuw ge Iwuwde huysinge' voor zover deze zich boven het erf van de belander bevindt 'in te tree- ken'. Kennelijk werd de voorgevel afgesloten met een bij de zijmuren gekermiste kroon lijst. Daarmee was het een van de eerste lijslgevels van Leeuwarden; het Coulonhuis, dut Karstkarel de waarschijnlijk vroegste woning met lijstgcvel noemt, werd slechts tien jaar eerder gebouwd. Blijkens dezelfde uitspraak werd het achterste gedeelte van het huis gedekt door een langskap, want daar moet weduwe Overman een zygoot ver wijderen, Deze -helaas onvolledige- proces stukken hevatten overigens nog een interes sant detail: naast andere bouwvakkers wordt Claes Ba lek door de weduwe Overman opgeroepen als getuige. Mogelijk was hij dus op enigerlei wijze betrokken by de bouw. Huurders van stand Met de aankoop in 1721 van de twee panden waren de onroerendgoedtransacties van Overman niet afgelopen, In 1723 kocht hij (een deel van) het oude brouwhuis van het voormalige Bagijnekloostor in de Bolle- manssteeg en een pand in de Bngijnestraat met een grote tuin. Van deze percelen werd een deel van de grond afgesplitst, het brouw huis werd weer verkocht- Op deze wijze ver kreeg het huis van Overman een royale tuin van 630 m2 aan de overzijde van de Oude Gracht. In zekere zin zou men van een over turn kunnen spreken. Deze tuin viel groten deels samen met liet tegenwoordige plein van de basisschool Oldenjjc. Aan de noord zijde van de tuin, die van het huis geschei den was door de Oude Gracht, stond een zo merhors. Als lid van de vroedschap verkreeg Overman wellicht gemakkelijk permissie daar een brug over te slaan, Op 16 april 1724 verleende hel stadsbestuur hem daar voor toestemming. De bouwheer had echter niet lang plezier van zijn nieuw gebouwde huis, hij qverleed in mei 1721 kort na de vol tooiing ervan. Zijn weduwe bestemde het nieuwgebouw de huis voor de verhuur. Blijkens de reëelko hieren van I72ó is dc raadsheer aan het Hof van Friesland daring Gcorg van Barman ia 11695—17571 dan huurder. Ka overlijden van de weduwe Overman drogen haar erfgena men het complex over aan Maria Pavillioens, weduwe van Daniel Heinsius, Lodewijk van Pletten berg, de echtgenoot van Marias dochter wordt in 1733 als eige naar genoemd. Getuige de reüelcobieren haat de familie Var Plettenberg gedurende een groot deel van de 18e eeuw het huis als huurwoning uit. Het pand, met een huur waarde van 360 gulden per jaar - de hoogste in de directe omgeving - biedt vnldoende sta tus om als winterverblijf van diverse leden van de Friese adel en het patriciaat te die nen. Hessel Douwe Ernst van Aylva (1700-1774), grietman van Westdongera- deel, en luitenant-generaal Valerius Vitus van Cammingha (1682 1764). opperbevel hebber van de in Friesland gelegerde troe pen, zijn gedurende langere tijd bewoners. De meest 1 tekende huurder is wel Onno Zwier van Haren 11711-1770), die zich in 1760 na de al dan niet terechte beschuldi gingen van incest, terug moest trekken uit de Haagse hofkringen. Als grietman van Weststellingwerf vestigt hij zich op Lindenoord in Wolvega. Raadhuisplein 21 wordt van november 1764 tot mei 1775 zijn winterverblijf Uit zijn brieven aan een vriend krijgen we een beeld van de leefwijze van de familie Van Haren aan het Raadhuisplein in dc jaren 1764765. Hoewel Van Haren zijn vertrek naar Leeuwarden graag uitstelt om nog met zijn zoons te kun nen jagen, zegt zich 's winters slecht te ver- Mr. Bernhardt)# Barna <1770-1838/ (Schilderij van Willem Bartel van der Kooi; particuliere collectie) LcoVar^t-ëL -L

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2000 | | pagina 10