17
Afgemeerde galeischepen in de haven van Algiers, circa 1650
heel dichtbij om de situatie op te nemen.
Hij durfde echter het gevecht niet aan en
liet de Sint-Joris gaan.
Vier dagen later liep het niet zo goed af. De
Sint-Joris werd door vijf Algerijnse kapers,
die eerst de Engelse vlag voerden, ont
dekt. De mannen van de Sint-Joris beslo
ten dat het onverstandig was tegen een
dergelijke overmacht te vechten. Zij gaven
het schip zonder tegenstand over aan de
Algerijnen. Vier dagen hadden de Algerij
nen nodig om het schip leeg te halen. Zij
waren vooral tuk op linnen, wol, bedden
en kleding. Ook moesten de Nederlanders
hun schoenen en kousen afgeven. Hierna
werden de opvarenden van de Sint-Joris
aan boord van de Kalbas, het schip van de
Algerijnse bevelhebber gebracht. Nadat de
Sint-Joris van masten e.d. was ontdaan,
werd het tot zinken gebracht. Het voed
sel van de gevangenen bestond uit hard
brood in water geweekt met olie en azijn.
Na enige dagen werden de nieuwe slaven
als de situatie het vereiste, in groepen van
twaalf aan elkaar geketend.
De resterende dagen in november maak
ten de Algerijnen nog jacht op meer sche
pen soms met succes. Het aantal gevange
nen steeg hierdoor. De helft van de slaven
aan boord van de Kalbas werd daarom
overgebracht naar de Oranjeboom, een
ander Algerijns schip. Stout vermeldt niet
op welk schip Horatius terecht kwam. De
helft van de slaven kwam op 12 decem
ber 1678 in Algiers aan, de ander helft 3
februari 1679.
Horatius Pietersz als slaaf verkocht
Hoe Horatius Pietersz Huysch als slaaf
verkocht werd, kan uit de beschrijving van
Cornelis Stout worden opgemaakt. Toen de
opvarenden van o.a. de Sint-Joris in Algiers
bij het huis aankwamen van Monstafaris,
de kapitein die de Sint-Joris genomen had,
werden zij geteld en op de binnenplaats
gebracht waar drie 'turkse' vrouwen hen
verheugd kwamen bekijken. Omdat het al
schemerig was, werden de mannen direkt
naar hun slaapplaats gebracht. In dit slaven
verblijf konden 25 slaven zitten of liggen.
Het was uitgerust met drie nachtlampjes,
een watervaatje en een stinkend toilet. Er
stond ook een zak brood waaruit ieder een
stuk zo groot als een 'halve stuivers hol-
lantse bol' kreeg. Op een stenen vloer, waar
niet genoeg ruimte was, moesten zij sla
pen. 's Morgens deelden de Algerijnen weer
water en brood uit. Om acht uur werden
zij naar de Basse of markt gebracht, onge
veer zo groot als de 'Prince kerk' in Rotter
dam. Eerst werden zij daar ongeveer twee
uur bekeken door een menigte Turken,
Moren, Tangerinnen (afstammelingen van
uit Spanje verdreven Moslims) en Joden.
Steeds moesten zij laten zien dat ze gezond,
niet kreupel of verminkt waren. Soms werd
zelfs de mond geïnspecteerd. Hierna begon
de verkoop van de slaven. De Algerijnse vei
lingmeester ging met elke slaaf of slavenfa
milie apart een of meermalen rond het plein
roepende, 'wie koopt een Kristen'. Onder
tussen werd er door aspirantkopers gebo
den. Het hoogste bod werd met krijt op de
kleding van de slaaf of slavin geschreven.
Hierna werden zij naar het regerinsgebouw
gebracht en voor de Divan (bestuursraad)
gebracht. Daar werden zij voor de tweede
maal geveild. De hoogstbiedende was dan
uiteindelijk de koper.
Hoe het verder ging met Horatius Pie
tersz vermeldt Cornelis Stout helaas
niet. In 1682, dus zo'n vier jaar later,
werd Horatius Pietersz van Huysch met
hulp van de provincie Friesland voor 400
stukken van achten 1000 gulden) vrij
gekocht.