13
ven. Tuinarchitect L.P. Roodbaard gaf in
1840 bij de laatste grote herinrichting de
tuin het karakter van een Engelse land
schapstuin. In zijn compositie was de toen
al bestaande, 150-jaar oude orangerie, op
dat moment in gebruik als sociëteit, als
ruimtelijk element een van de uitgangs
punten van zijn ontwerp.
Wij hoopten, en dat was de derde reden,
naast resten van bouwkundige aard voor
werpen of resten van voorwerpen aan
te treffen die ons op hun beurt konden
bevestigen wat we over het gebruik van
het gebouw al uit schriftelijke bronnen
weten. Of die ons beeld konden nuance
ren.
De Orangerie
Ons uitgangspunt was een aantal sum
miere aanduidingen over de vermoede
lijke plaats en afmetingen van het oor
spronkelijke gebouw: ongeveer 6,5 meter
in het vierkant. Wij ontdekten dat het
in werkelijkheid gaat om een oppervlak
van 9,5 x 9,5 m! Van het gebouw waren
de fundamenten en grote delen van de
muren van het souterrain bewaard geble
ven, maar zij vertoonden aan alle zijden
forse scheuren. Bovendien was aan drie
zijden in het midden de muur ongeveer
8 cm naar binnen gedrukt. Om dit tegen
te gaan had men tussentijds tegen de
noordgevel aan de binnenkant twee forse
steunberen aangebracht. Ook deze maat
regel heeft kennelijk niet kunnen voor
komen dat het gebouw in 1885 wegens
bouwvalligheid moest worden afgebroken.
Met uitzondering van het entree-gedeel
te aan de zuidkant was de vloer van het
souterrain met baksteentjes bestraat en
vermoedelijk gedeeltelijk betegeld. Rond
om langs de wanden en tot ruim één meter
uit de muur was de vloer 32 cm verhoogd.
Een duidelijke verwijzing naar het gebruik
als orangerie, namelijk een verhoging om
de sub-tropische planten en boompjes in
aardewerkpotten of tonnen te kunnen
neerzetten. Vermoedelijk uit het oogpunt
van isolatie bestond de ondergrond van
deze rondom aangebrachte verhoging gro
tendeels uit van elders aangevoerd puin,
wat ondermeer valt af te leiden uit het
aangetroffen scherfmate-riaal.
Een tweede bevestiging van het vroeg
ste gebruik als orangerie is de vondst
van een excentrisch gelegen waterput,
uitwendig één meter in het vierkant, met
een soort binnenmantel. Wij veronder
stellen daarom dat deze put aanvanke
lijk een beperkte opbouwhoogte had en
hoofdzakelijk diende om water te putten
voor het besproeien van de planten en
boompjes. Toen dit laatste niet meer aan
de orde was moet de put zijn verhoogd tot
het niveau van de eerste etage ten dien
ste van de latere functie van het gebouw
als sociëteit. Kennelijk gaf men voor het
besproeien van het gewas de voorkeur
aan regenwater. Dit werd aangevoerd
door loden pijpen vanaf het dak en opge
slagen in een tweetal grote waterkelders
onder genoemde put, gevuld met nog
steeds heel zuiver regenwater. Naast dit
alles vonden we, zwaar verroest, de zwen
gel en een deel van het mechaniek van de
waterpomp. Daarnaast een gaaf massief
koperen tapkraantje.
Het gebouw had waarschijnlijk rondom
grote ramen, tenminste 1,50 m boven
de vloer van het souterrain. De muren
waren gewit, zodat een lichte ruimte ont
stond. In het centrale gedeelte van de
ruimte troffen we in lijn geordende poe
ren aan, gemetselde vierkanten blokken
ter ondersteuning van houten staanders.
Dit gerelateerd aan de vermoedelijk hoge
plaatsing van de ramen, ver uitstekend
boven een 'normale' souterrain-hoogte,
doet denken aan een soort houten eiland
constructie als vloer van de eerste etage.
Vooralsnog een vooronderstelling die
zeker nader bestudeerd en onderbouwd
dient te worden.
De toegangsdeur tot het souterrain blijkt,
in tegestelling tot onze verwachtingen,
excentrisch in de zuidgevel te zijn aange
bracht. In de centrale zone van de zuidge
vel troffen we een klein putje, vermoede
lijk gezien zijn afmetingen een vrij ondiep
mest-(toilet-)putje.
Wijnhuis en sociëteit
Als bevestiging van de secundaire functie,
die van wijnhuis, vonden wij op de eerder
omschreven verhoging rondom sporen
van later aangebrachte halfsteens-muur-
tjes. Het lijkt er op dat deze als schotten
zijn aangebracht voor de stapeling en sor
tering van flessen. Op die plekken vonden
wij ook de meeste glasscherven van vooral
De oostkant van de Prinsentuin gezien vanaf de trap van de Orangerie. Rechts de in 1692 gebouwde
en in 1903 gesloopte gardenierswoning bij de ingang van het park. Op de achtergrond de Armen-
bewaarschool (links) en de Grote Kerk. (Tekening van A. Martin, 1860)
LfOViflLC^tA,®