Van weesjongen tot baas in eigen bedrijf 21 Henk van der Roest Hoe kwam mijn grootvader in Leeuwarden terecht? Hij was geboren op 12 januari 1873 in Ouder Amstel, nu een deel van Amsterdam. Hij werd (maat)kleermaker. Op 8 maart 1899 trouwde hij met Ymkje Groeneveld (9 maart 1871), die afkomstig was uit Wier in Friesland. Zij werkte als dienstbode in Amsterdam, Egelantierstraat 14. Aan dit huwelijk kleefde een smet naar de opvattingen van die tijd. Ymkje had namelijk op 4 februari 1899 een zoon gekregen. Bij het huwelijk van zijn moeder werd hij als een Van der Roest erkend. Waarschijnlijk met hulp van mijn groot moeders werkgever verhuisde het gezin, dat inmiddels was uitgebreid met twee dochters, Gijsbertha en Dirkje, naar Sneek. Waar ze daar woonden, is niet terug te vinden, maar afgaande op de ver halen van vroeger, waarschijnlijk op de Geeuwkade. Een vierde kind, mijn vader Hendrik, werd daar in 1905 geboren. Op 16 maart 1908 verhuisde het gezin naar Leeuwarden, waar nog twee zoons werden geboren, Pieter in 1910 en Arie in 1913. Naar het weeshuis Een groot gezin om voor te zorgen wat wel licht de nodige hoofdbrekens heeft gekost. Achtereenvolgens woonde het gezin Van der Roest in de Looijerstraat, Huizumer- straat, Noordvliet, Poppebuurt en Achter de Hoven (Hendriksbuurt). Mijn grootvader Hendrik kwam te wer ken bij de firma Ibelings en heeft daar, voor zover we weten tot zijn dood in 1917 gewerkt. Het was geen vetpot en mijn vader vertelde, dat toen zij 'op de Izeren Helling' woonden, zijn vader tot diep in de nacht zat te werken om wat bij te verdie nen. Hij had, als het mooi weer was, het raam open en een hengel in het water, zodat er toch wat Vlees' op tafel kwam. Het einde kwam zeer snel. Waarschijnlijk door een maagbloeding overleed groot vader op 28 april 1917. De oudste zoon, Cornells was op 17 maart 1917 getrouwd en had het huis verlaten. Grootmoeder Ymkje bleef achter met vijf kinderen, van wie de jongste nog geen vier jaar was. Op 16 december 1920 overleed ook zij. Direct na het overlijden van haar man, had grootmoeder Ymkje haar zoon Pieter naar een zuster van haar man, tante Gijsje, in Mijdrecht gestuurd. Pieter bleef daar echter niet lang. Nog vóór het overlijden van Ymkje werden Hendrik, Pieter en Arie opgenomen in het Old Burger Wees huis, waarschijnlijk op voorspraak van de Amsterdamse oud-werkgever. Arie was feitelijk te jong, maar voor hem werd een uitzondering gemaakt. In het weeshuis werd al snel duidelijk wat Hendrik moest worden: kleerma ker. Na zijn lagere school kwam hij in de leer bij de kleermaker van het weeshuis, Bauke Goedemoed op de Nieuwestad. Vol gens eigen zeggen heeft hij daar heel veel geleerd. Na zijn leertijd werkte hij op het atelier van Flottow. Daar kreeg hij kennis aan de vestenmaakster Geertje Wiersma en al snel werden zij een paar. Toen Hen drik het weeshuis moest verlaten, zorgde zij er voor dat hij bij haar zuster aan de Weg naar Cambuur kon wonen. Zo kon den ze elkaar geregeld zien en het resul taat was een huwelijk op 19 september 1928. Het paar ging, met hulp van het weeshuis, wonen in de Sumatrastraat 20. Een eigen bedrijf Het weeshuis hielp ook toen het pand Noordvliet 419 werd gekocht. Het werd februari 1935 betrokken en hier bracht Hendrik het maatkledingbedrijf tot grote bloei. Vele notabelen behoorden tot zijn klantenkring en hij was er trots op dat de directeuren van Frico, Condens en de waterleiding in zijn kleding rondliepen. Hij had echter steeds één klacht: de heren betalen zo langzaam! Onder invloed van gewijzigde kleding-opvattingen had hij er later wel confectie bij, maar hij noemde het maat-confectie. Moeder hielp, zoveel ze kon, de zaak op te bouwen. Zij zorgde het meest voor de winkel. Vader had er wel eens moeite mee, want hij sprak geen Fries en vooral de klanten 'fan buten' zorgden soms voor Kleermaker Van der Roest in zijn atelier, eind jaren '50 (collectie Van der Roest) Leovdic^ la. It

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2002 | | pagina 23