Emigratie van Stadtlohn naar Leeuwarden
1
Paul Bron In de eerste helft van de vorige eeuw was Johannes Funcke in Leeuwarden een
gewaardeerd kleermaker, die, zoals we kunnen terugvinden in artikelen in de
Leeuwarder Courant, regelmatig in de prijzen viel bij nationale wedstrijden. Hij
zette de relatie met de textielarbeid, een familietraditie, voort.
Na zijn lagere school wordt Johannes
(1874-1941) kleermakersknecht en volgt
hij een snijcursus voor kleermakers bij
August Horrmann, waarvoor hij het
diploma ontvangt in het gebouw van
de Maatschappij voor den Werkenden
Stand. Voor verdere studie in zijn vak
gaat hij naar Amsterdam, waar hij werkt
en woont van 1898 tot 1902. Johannes is
inmiddels getrouwd en verhuist in 1905
met zijn gezin naar Leeuwarden naar
de Kleine Hoogstraat nummer 11. In de
dertiger jaren wordt dit huis vervangen
door nieuwbouw. Het volgende atelier van
Johannes is in de Speelmansstraat, dicht
bij de Dominicuskerk, die in 1937 werd
afgebroken en vervangen door de Domi
nicuskerk in de Harlingerstraat. Via de
Wissesdwinger belandt het gezin op het
Schavernek. Het atelier was gevestigd op
nummer 13, onderdeel van het voormalige
Hotel Duinkerken. Aan de overzijde stond
in die tijd de beroemde dancing Moulin
Rouge. Als Leeuwarders in navolging van
de elfstedentocht, de elfkroegentocht hiel
den, startten ze hier en eindigden in het
cabaret van het duo Carels in de Korfma-
kersstraat.
Tijdens zijn periode aan het Schaver-
nek behaalde Johannes veel prijzen en
onderscheidingen, waaronder de gouden
medaille in een coupeursvakwedstrijd,
die hem de titel Bekwaam Tailleur ople
verde. De laatste werkplaats bevond zich
in de Reyndersbuurt. Uit 1925 stamt een
onderscheiding, uitgereikt tijdens de 15e
jaarvergadering van de Bond van Kleer
makerspatroons in Friesland. De Leeu
warder Courant schreef daarover 'Onze
stadgenoot, de heer Johs. Funcke, Reyn
dersbuurt, behaalde daarbij de hoogste
onderscheiding, een zilveren medaille,
Johannes Funcke met zijn vrouw Christina
Ida Wahle en dochter Albertina (Bini), 1937
(Foto: Collectie Paul Bron)
voor zijn keurig genoemd paswerk.
Ofschoon genoemde heer reeds lang de
sporen verdiend heeft als zeer bekwaam
vakman, bleek thans opnieuw, hoe ook
zijn collega's dit beseffen. Een woord van
waardering voor hem, die van zijn vak
een bijzondere studie maakt.'
Joannes en Wilhelm Funcke
Zoals gezegd pakte Johannes Funcke een
beroep op, dat verwant was aan dat van
zijn voorouders, waarvoor we terug moe
ten naar Stadlohn, een plaatsje net over
de grens in Münsterland. Tot 1800 was
Stadtlohn overwegend een akkerbouw
stad, waar de bewoners een handwerk
uitoefenden en daarnaast kleinvee hiel
den en akkers bebouwden. Van oudsher
namen onder de handwerkberoepen het
pottenbakken en de linnenweverij een
bijzondere plaats in.
De broers Joannes Henricus Joseph
(1768-1820) en Wilhelmus Joseph Funcke
(1771-1833), wevers, zoeken omstreeks
1800 hun toekomst in Leeuwarden, een
stap, die we ons niet als gemakkelijk moe
ten voorstellen. Rond 1800 was een reis
van Stadtlohn naar Leeuwarden een hele
onderneming. De onverharde wegen had
den nauwelijks iets te betekenen. Gedu
rende een groot deel van het jaar waren
ze door regen, sneeuw en vorst onbegaan
baar. 's Winters werden ze vaak afgeslo
ten met zogenaamde hinderpalen om te
voorkomen dat ze door wagens werden
vernield. Alleen ruiters en voetgangers
konden dan de wegen gebruiken. Trek
schuiten zorgden voor het vervoer van
personen en kleine stukgoederen over
lange afstanden. Zo'n trekschuit ging
niet sneller dan zeven/acht kilometer per
uur. De voordelen waren echter groot: de
schuiten voeren frequent en waren rela
tief goedkoop, verbindingen sloten vaak
goed op elkaar aan, het hele netwerk
functioneerde met de betrouwbaarheid
van een uurwerk. Een groot aantal plaat
sen in Nederland was dagelijks bereik
baar, zoals in Friesland Bolsward, Sneek,
Harlingen, Leeuwarden, Dokkum en Fra-
neker. Alleen in de winter voeren de trek
schuiten minder vaak. De broers Funcke
hadden twee mogelijkheden om naar
Leeuwarden te komen: te voet of via het
'openbaar vervoer' per trekschuit en post
koets. We weten weinig van hun financi
ële situatie, maar gezien de noodzaak om
elders emplooi te zoeken, mogen we uit
gaan van een zekere armoede. Ze zullen
dus grote delen te voet hebben afgelegd,
vaak vergezeld van hannekemaaiers of
LeOVdLC^LA,|t