Geboren boven een paardenstal LeovttjTd ca»; 8 Siebe Frankena Op de Open Monumentendag van 14 september 2002 kwam ik terecht bij de pakhui zen op het Vliet. Die trokken mij in het bijzonder, omdat mijn vader daar gewerkt heeft. Jammer dat pakhuis Friesland niet opengesteld was; vader bracht achter het linker raampje veel tijd door met het schrijven van beurtvaartadressen. Achter het rechter raam zat boekhouder Stoelwinder. Vader was ook veel ingeschakeld bij het lossen van de aan de wal liggende vracht schepen. Hij zat dan aan de walkant ach ter een motortje van een lier om de zak ken meel of suiker uit het ruim te takelen en op een platvorm te zetten, waarna de sjouwerlui de zakken op de rug naar de pakhuizen sjouwden. Het was echt sjou wen, want het was zwaar werk voor de mannen. Het weer was uiteraard niet altijd stralend; vader kwam in de herfst en winter vaak doornat thuis. Het bedrijf was Factorij F.T. Huisinga. De familie Huisinga woonde enige huizen verder aan dezelfde kant van het Vliet. Ik meen dat het gezin twee zonen en twee dochters, een tweeling, had. Mevrouw Huisinga herinner ik me als een erg aardige vrouw. De functie van mijn vader was, geloof ik, meesterknecht. Hij moest 's avonds de pakhuizen sluiten met, vooral voor pakhuis Koningsbergen een erg grote sleutel in mijn ogen. Wij woonden op het Molenpad, achter de pakhuizen en boven de paardenstal die ook bij het bedrijf hoorde. In de stal stonden twee paarden, Max, roodbruin en Jopie zwart van kleur en verder drie paardenwagens. Eén daarvan, een erg lage wagen, werd sporadisch gebruikt. De voerman was Steegstra. In de bovenwoning ben ik in 1921, in de bedstee, geboren. Ik was een 'nakommerke' en heb van al mijn broers en zusters vermoedelijk de minst zorgelijke jeugd gehad. In hun eerste huwe lijksjaren hebben mijn ouders veel armoe de gekend. Zij waren in 1900 getrouwd en begonnen op Tranendal bij het kerkhof in Bolsward; toen naar de Potbuurt in Sneek en in 1920 naar Leeuwarden. Ik geloof dat mijn ouders gratis woonden aan het Molen pad. Het huis had een kamer, waarin twee bedsteden, een keuken met de waterkraan en boven was de zolder met slaapplaatsen voor vier zonen en toen nog twee dochters. Eén dochter was de deur al uit. Het hüske stond aan het einde van de trapopgang vanaf de straat en dat bevatte het tontsje, elke week een schone. De tontsjemannen droegen het de trap op en af. Toch was onze woontoestand al een hele verbetering bij de vorige vergeleken, waar de hele buurt een gezamenlijk toilet had met tonnetjes. In mijn jeugd ben ik eigenlijk verwend, zowel letterlijk als figuurlijk. Bij mijn geboorte was moeke al 43 jaar en vader 49. Als vader met mij als drie- of vier jarige op straat liep, dacht men eerder dat daar een grootvader met kleinkind liep. Mijn eerste schooljaren waren op de bewaarschool aan het Vliet en school 6 bij de ambachtsschool. Ik heb zelfs de ulo aan de Wissesdwinger mogen bezoeken, de enige van het gezin die mocht doorleren. Mijn eerste baantje was jongste bediende bij Zijlstra's oliehandel aan de Harlinger- straatweg, waar de broer van de Vlietster Huisinga mijn baas was. (Was zijn klein zoon de latere NS-directeur?) De Monumentendag heeft veel herin neringen bij mij opgeroepen. Zelfs kon ik hier en daar Liwwadders praten. De pakhuizen van de firma Huisinga aan het Noordvliet. Van links naar rechts Konings bergen, Friesland en Groningen. (Foto: Leeuwarder Cou rant 21 oktober 1954)

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2003 | | pagina 11