La» it 33 te toevoeging aan mijn artikel graag door. Uit dat artikel is trouwens één zin weg gevallen. Ik schreef: Door de crisis van de 30-er jaren werkten veel mensen beneden hun opleidingsniveau. Toen ik als arbeider op de Leeuwarder Papierwaren Fabriek (LPF) meende naar een Rijksbureau te sol liciteren, kwam ik op dat Arbeidsbureau terecht. Mijn soms speelse geest laste toen deze zin in: Ik ben de enige oud-politicus in Nederland die kan zeggen dat hij al in 1938 bij de LPF was. Bij dezen, voor de begrijpende lezer. Jakob Vellenga, Leeuwarden Loten om de wijnkoperij in de Grote Kerkstraat Mijn vrouw was een nazaat van de familie Menalda en via haar kan ik u het volgende vertellen. De Menalda's waren afkomstig uit Harlingen, waar hun pakhuis nog staat. Het is nu eigendom van de Vereniging Hen- drick de Keyser. Gillis Menalda, geboren in Leeuwarden in 1829, was lid van de firma A. Menalda en Zoonen, wijnkopers in Leeu warden. Hij trouwde in Harlingen in 1855 Rijkje Harmens, dochter van de zeehande laar Anneus Harmens, die boten had varen van Harlingen naar Londen. Hij gaf zijn kapiteins opdracht het tijdschrift Punch mee terug te brengen. Anneus Harmens heeft een belangrijke rol gespeeld bij de aanleg van tramwegen in Friesland en de oprichting van de gas fabriek in Leeuwarden. Als de zaken goep liepen verkocht hij ze; maar het gebeurde ook wel dat hij ze terugkocht. Zo gaat het verhaal, dat hij eens de gasfabriek had verkocht, maar het riskant vond het geld, dat toen nog in contanten ging, 's avonds mee te nemen in zijn rijtuig naar Harlin gen. Hij deponeerde de tas met het geld bij zijn schoonzoon Gillis Menalda die op de Nieuwestad (kant Deinumer Suupmarkt) woonde. Die legde de tas onder zijn bed en sliep onrustig. Gillis was president van de Kamer van Koophandel. Zijn vrouw Rijkje was ook actief. Zij was onder andere presidente van de algemene commissie die in 1878 een ten toonstelling organiseerde van voorwerpen van nijverheid en kunst, uitsluitend door vrouwen vervaardigd. Ook was zij presi dente van de financiële commissie. Hun zoon Anneus Menalda, de grootvader van mijn vrouw, werd in 1861 in Harlin gen geboren. Hij was voorbestemd om in de wijnkoperij Menalda te komen en had daartoe ook een tijd in Frankrijk doorge bracht. Maar het liep anders. Er waren uit verschillende takken van de familie Menalda vier gegadigden om in de firma te worden opgenomen. Er was echter maar plaats voor twee. Bij de loting viel Anneus buiten de boot. Twee neven die rechten had den gestudeerd kregen de zaak in handen. Zo ging dat in die dagen. Anneus is toen naar Amsterdan verhuisd, waar hij direc teur werd van de Beierse Bierbrouwerij. En bierbrouwen was in die tijd minder deftig dan wijnkopen. Hij trouwde daar Johanna Sarah Wertheim, dochter van een bekende Amsterdamse bankier. Tegen de achtergrond van die loting is het begrijpelijk dat de wijnkoperij Sissingh uit Groningen de zaak heeft overgenomen. KJ. Cath, Wassenaar Dreeuws en de begrippen goed en fout Wichert ten Have stelt in zijn proefschrift over de Nederlandse Unie, dat geleidelijk in de oorlog gegroeide begrippen als 'goed' en 'fout' na de oorlog op de bezetting als geheel zijn geprojecteerd. Dit gebeurde in een tijd waarin het in menig opzicht nog niet dui delijk was hoe 'goed zijn' zich behoorde te manifesteren. In mijn belevenis als tachtigjarige Leeu warder bestond er inderdaad over het begrip fout in de oorlog een redelijke communis opinio. Fout waren diegenen, die (een dui delijke?) sympathie in doen en laten toon den voor de Duitsers/het fascisme/nazisme. Daarnaast had je profiteurs zoals bunker bouwers, beroeps-zwarthandelaren en mee lopers, die zich aan twee kanten indekten etc. Waar de grenzen precies lagen was niet duidelijk, het was ook minder relevant. De aandacht was vooral gericht op de fouten, die waren gevaarlijk. Na de oorlog kwam het 'goed' zijn meer in de belangstelling, mede door de politiek. Verschillende histo rici richten zich op het grijze gedeelte, dat tussen goed en fout zit. Moralisten probeer den in het voetspoor van Daniel Goldhagen het complete land 'fout' te verklaren schreef Gerard Mulder enkele jaren geleden in een recensie in NRCHandelsblad. Van der Heijde als politicoloog wist, naar ik mag aannemen, dat het begrip goed en fout vele facetten heeft. Desondanks gebruikt hij dit begrip in het geval van inspecteur Dreeuws, wat het vermoeden wettigt, dat zijn behoefte om hem van een etiket te voorzien meer voort komt uit politieke gedrevenheid dan uit historisch verantwoorde registratie. Deze indruk lijkt te worden bevestigd door de mijns inziens onzorgvuldige wijze, waar op Van der Heijde over de Leeuwarder poli tie in oorlogstijd spreekt. Wat inspecteur Dreeuws betreft, die zijn mond hield, ondanks de martelingen, waarbij de nagels uit zijn vingers werden getrokken, deze verdient het niet als fout te worden aangeduid, ook niet in relative rende zin. Gerrit Hepkema, Leeuwarden Naschrift van Hans van der Heijde 'Nog steeds staat de neiging tot een rigide goed/fout tweedeling een objectieve beoor deling van de bezettingsperiode in de weg*, schreef ik in de aanhef van mijn stuk in Leovardia over de film De Overval en de man die model heeft gestaan voor de rol van inspecteur Bakker, Jurjen Dreeuws. De con clusie die ik met betrekking tot Dreeuws trok, op grond van de betrokkenheid van de politie bij de jodenvervolging enerzijds en het feit dat hij zich ontpopte tot held tijdens het laatste jaar van de bezetting anderzijds, luidde:dat een beoordeling van de per soon Dreeuws volgens een simpel goed/fout schema volstrekt niet op zijn plaats is en ons eerder blinddoekt dan zicht geeft op de historische werkelijkheid'. Waarom Hep kema dan toch suggereert dat ik Dreeuws van het etiket 'fout' voorzie en zich daar vervolgens over opwindt, begrijp ik niet, want die suggestie is immers volstrekt mis plaatst. Dat Hepkema geen behoefte heeft aan nuancering van Dreeuws' heldendom wil ik best geloven, maar dat de werkelijk heid nu eenmaal genuanceerder is dan het beeld dat hij daarvan wil koesteren, daar kan ik ook niks aan doen. Overigens heb ik geen flauw idee waar Hepkema het over heeft als hij zegt dat het vermoeden gewettigd is dat 'politieke gedrevenheid' ten grondslag lag aan mijn poging recht te doen aan die nuances.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2003 | | pagina 36