14 klooster was 90 meter lang en twee meter breed; de Kalvergloppe was even breed maar 77 meter lang. Maar de 20 meter lange Korstbijterssteeg was slechts één meter breed en het Poortje anderhalve meter. Passantenhuizen en bordelen En dan waren er nog de passantenhuizen. Die stonden behalve in de Boterhoek, in de Wissesstraat, de Reigerstraat en bij de Hoeksterpoort, en boden slaapplaats aan 'vreemde vagabonden', zoals men in die tijd zei. De stedelijke geneesheren van Leeuwarden maakten zich daar grote zor gen over. Dokter Asman noemde ze broei nesten van allerlei ziekten. De vlottende bevolking bestond uit losse werklieden, poldergasten, straatmuzikanten, straat venters, kermisreizigers, ontslagen bewo ners van de bedelaarskoloniën en uit bede laars - werkelijk de onderste lagen van de samenleving. De pensions in de Boterhoek boden ruimte voor 98 logeergasten, dat was bijna de helft van het totaal van de hele stad. Maar, zo lieten de artsen weten, de grotere logementen in de Boterhoek waren beter dan vele andere in de stad. Men sliep er niet dadelijk onder het dak, maar op een bovenkamertje. Sommigen pensiongasten hadden zelfs een eigen ver trek en allen sliepen op kribben (bedden) dus niet op stro op de grond. En dan waren er nog de 'stille' publieke huizen - bordelen zeggen wij nu openlijk -waarvan het aantal onbekend was, maar waarvan er één bijvoorbeeld op de stads wal bij de Oldehove te vinden was. Sociale woningbouw De onderlaag van de stadsbevolking De bedrijvige sfeer van het bodenterrein bij de Oldehove in juli 1967 Het handwerkklasje van klas 6, school 5 in de Schoolstraat 1952 v.l.n.r. Annelies van Cleef, Annie de Jonge, juffrouw D. Botke, Antje van der Meij, Bagijnestraat, Truuske van der Meulen, Witte Kousenbuurt, Hendrika (Rika) Valk, Schavernek. Voor: Froukje Herrema Groeneweg, Afke Platte, Landbuurt (Foto: Collectie Annelies van Cleef) waar, gezien de concentratie van men sen in een kleine ruimte, besmettelijke ziekten gemakkelijk slachtoffers konden maken. Dat was ook de reden dat Leeu warder stadsgeneeskundigen als Coro- nel, Asman en Kooperberg met klem de aandacht van de gemeente vroegen voor het woningvraagstuk. Zo heeft Kooper berg ons aan heel interessante gegevens geholpen. Beperken we ons tot de eigen lijke Boterhoek, dan zien we dat daar in het jaar 1888 88 huizen stonden, waarin 103 gezinnen woonden. In totaal woonden toen in de Boterhoek 462 personen, dat is gemiddeld vijf personen per huis. Elk gezin had er een eigen huis. Het Oranjeklooster was toen al onbewoond. In de Vonkebuurt en het Zalmklooster aan de Groeneweg woonden nog eens een 19 gezinnen in 15 huizen, met bij elkaar 65 personen. Veel dichtbevolkter was het Sint Job- sleen. Daar woonden in 27 huizen 45 gezinnen, dus meer dan één gezin per huis. Tezamen woonden er 157 personen, dus bijna 6 per huis. In totaal woonden van Groeneweg tot Boterhoek dus 684 mensen. Ook zijn we ingelicht over de lengte en de breedte van de straten. Het Brandjes De oostzijde van het Oldehoofsterkerkhof rond 1940 De Groeneweg noordzijde in augustus 1962, enkele jaren voor de sloop LU icrs«sT V5EHSF

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2004 | | pagina 17