23 Privélegertj es Ruters, meestal knechten of kleine pacht boeren deden dienst in een privélegertje of traden op als lijfwacht. Zij werden inge schakeld bij de verdediging van de stins of state van hun heer of, andersom bij een aanval op die van een tegenstander. In ruil daarvoor ontvingen zij enige emo lumenten. Veten waren in de 15e eeuw nog een vaak voorkomend verschijnsel. Het uitvechten van een vete betekende voor de adel een volledig geaccepteerde legitieme rechtsgang. Uiteindelijk als alle pogingen tot verzoening waren mislukt, bleef er maar één mogelijkheid over: door middel van geweld beslechten van een geschil. Daarbij was vooral de eer van het geslacht in het spel. Grote veten kon den behoorlijk uit de hand lopen waarbij meerdere clanleden en hun ruters omkwa men. Er werd weliswaar met eenvoudig wapentuig ferm op elkaar ingehakt, maar men schuwde ook niet, als men daarover kon beschikken het gebruik van zoge noemde "bussen', een soort van mortieren waarmee met behulp van buskruit zware stenen of ijzeren kogels op de stinsmu- ren werden afgevuurd met alle ellendige gevolgen van dien. De gehele 15e eeuw stond nog in het teken van deze gewoonte die dikwijls aanleiding vormde voor zeer complexe en vaak ondoorgrondelijke verbintenissen. Het geheel doet wel denken aan de tegen woordige strijd tussen supporters van verschillende voetbalclubs waarbij beledi gingen en weerwraak meestal de toon zet ten en tenslotte kan leiden tot lichamelijk geweld, brandstichting en plundering. Haarlems bier Zo zaten dan demonstratief op die kwade dag vermoedelijk een aantal ruters van Worp Lieuwes Juckema, Schierings hoof- deling te Boksum, luidruchtig te slempen van hun Haarlems bier. Dit trok de aan dacht van de onraad ruikende Leeuwar der brouwers. Spoedig zagen zij dat niet hun bier, maar Haarlems bier werd geno ten. Ze grepen in: 'en dit gaf aanleiding tot eene vechtpartij tusschen hen en de brou wers, die door de burgers ondersteund, de overhand behielden', zo verkondigt Eekhoff. Tegen een dergelijke overmacht dreigden de goed geoefende boeren, waar schijnlijk tegen de verwachting in, het onderspit te delven en zij trachtten aan de boze menigte te ontkomen. Ze renden naar de stins van Pieter van Cammingha, eveneens een Schieringer en het stadsbe stuur niet al te best gezind. Hij nam hun terstond op, vergrendelde de poort en wei gerde de mannen uit te leveren. De van woede briesende brouwers en de opge wonden menigte dreigden nu de stins te overmeesteren en te plunderen. Het kan haast niet anders of Cammin gha moet van de actie van de boeren op de hoogte zijn geweest. Het bierver bod had ook hem nogal mishaagd, zoals de kroniekschrijver Worp van Thabor meedeelt. Hij moet echter op een totaal andere afloop van de coup hebben gere kend. Hij was er zeker van op de hoogte dat Worp Lieuwes Juckema, vermoedelijk aangemoedigd door het stadsbestuur van Sneek, van plan was om dat vermaledijde Leeuwarden eens een lesje te leren. De woedende Leeuwarder bevolking voor de dichte poort van het sterke Cammingha- huis op Hoek ging op die bewuste kwade dag dan ook geheel uit van een complot tussen Juckema en Cammingha en den kelijk hadden ze gelijk. Een tegengestelde mening blijkt uit een verklaring van tien jaar later van een ooggetuige van de gebeurtenissen. Een monnik uit het Jacobijner klooster, Henric Franeker verklaarde in 1497 dat Cammingha helemaal niet was voor bereid op de vechtpartij. Integendeel die had hem ten zeerste verrast en erger nog, Cammingha vreesde het geweld en was zelfs 'in perikel ende anxta sijns lives' zo erg zelfs dat, hij Henric, meteen uit het Jacobijner klooster naar het belegerde Camminghahuis was gegaan om Pieter bij te staan. Hij trof daar, zo blijkt uit zijn verklaring een ontredderde stinsheer aan. Er waren totaal geen voorzieningen, bier en brood ontbrak. Er was slechts ander half tonnetje 'supa', karnemelk, waar men het mee moest doen. Sommige medebroe ders brachten daarom, verborgen onder Het pastoorshuis van Nijehove - ooit ten onrechte aangeduid als Keimpemahuis - aan de Grote Kerkstraat Leeuwarder Courant

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2005 | | pagina 25