24 De in 1978 gerestaureerde gang van het Jacobijner klooster hun mantels, als redding een paar kan nen bier en wierpen enige broden over de muur en het staket rond het hof. En wat de bewapening betreft, volgens Henric wees niets daarop. Hij had zelf gezien dat de 'bussen en armbussen' onder de roest zaten en niet gereed waren voor een strijd. En hij had ook gezien dat men zich 'wild socht' om het buskruit te vinden want nie mand kon zich meer herinneren waar ze dat nu wel hadden opgeborgen! Schreyende ogen Moeder Doedt Dekema bleek in het Jacobijner klooster te vertoeven en hoorde het verhaal van Henric aan. Met 'schreyende ogen' zei ze dat het kwaad zou zijn om een oorlog tegen de Leeuwarders te beginnen en dat het beter was om een verzoening na te streven. Met deze boodschap toog Henric weer naar Pieter Cammingha. Die nam de raad van zijn moeder ter harte en deed een poging om tot een oplossing te komen. Hij stelde de belegeraars voor de volgende dag zijn asielzoekers aan het gerecht over te geven op voorwaarde, dat ze alleen veroordeeld zouden worden omdat ze hadden gevoch ten en niet omdat ze het gewraakte Haar lems bierverbod hadden overtreden; een verbod, zo beklemtoonde hij, dat hij niet acceptabel achtte. Als tweede voorwaarde eiste Cammingha dat de belegeraars zich zouden terugtrekken. Ondertussen zou hij zich onthouden van contact met Schierin- ger hulptroepen die onderweg waren. De stad ging hiermee uiteindelijk accoord. Opnieuw dringt zich de gedachte aan een zorgvuldig voorbereide actie op. Het was immers wel snel dat in een tijd zonder mobieltjes nog op diezelfde mid dag een flinke legermacht, afkomstig uit een groot deel van Friesland, bijna tot Leeuwarden was genaderd. Al op het eerste gerucht van het losbarsten van de bierrellen in Leeuwarden moet men al volop in actie zijn geweest. In de omrin gende dorpen in Oostergo en Westergo hadden de bestuurders terstond de klok ken laten luiden en opgeroepen tot gewa pende hulp. Nog op diezelfde avond voor Sint Jacobsdag stond er al een geducht legertje bij Barrahüs gereed. Deze gehele Schieringer operatie stond onder leiding van Worp Lieuwes Juckema. Volgens sommigen waren er wel 8000 man, vertelt Worp van Thabor, die vaker graag wat overdreef. In ieder geval stond er een aan zienlijke groep heethoofden, vervuld van wraak wegens de smaad die hun mensen door die arrogante Leeuwarders was aan gedaan. Kortom zowel in de stad als onder de muren van het klooster Barrahüs was de sfeer gespannen. Moeder Doedt Dekema zag dat som ber in en zij besloot iets te ondernemen. Samen met Vrouck Ammama, de weduwe van Keimpe Unia, begaf zij zich in de vroege morgen van 25 juli naar Barrahüs. De vrouwen deden daar een beroep op het gezond verstand van de Schieringer leiding en stelden voor om de zaak zon der geweld en bloedvergieten op te lossen en een zoenverdrag met Leeuwarden te sluiten. Vermoedelijk uit respect voor

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2005 | | pagina 26