27 een seinhuis. Hier worden de wagons gereed gemaakt voor het vee dat tevoren door veehandelaren bij boeren is gekocht. Op de afgesproken dag worden de koeien in de lange stallen afgeleverd om gekeurd, gevaccineerd en gemeten te worden door de keurmeester van het Friesch Rundveestamboek. Hierbij maakt men ook schetsen en foto's voor het stamboek. Het schoonmaken van de wagons gebeurt in de oorlogsjaren door Hanske de Boer die ook een café aan het Zaailand heeft. Diens knecht Kees Tichelaar spuit de wagons schoon en desinfecteert ze met kalk. Op zaterdagmorgen vroeg melken de verzorgers de koeien, voeren ze en plaatsen in de wagons een hek bij het vee met daartussen strobalen om op te zitten of te slapen. De koeien zitten met ringen en een touw vast aan de wand. Overblijvend slachtvee van de vrijdags- markt gaat naar het abattoir of wordt vanaf 1942 in de veestalling geplaatst voor afvoer per trein. Ook rijden er regel matig wagens met slachtafval van slagers uit Leeuwarden dat eveneens per trein wordt afgevoerd. Het zijn magere jaren, er is gebrek aan vet en de mergpijpen komen goed van pas. Niet alle melk komt in die laatste moeilijke oorlogsjaren bij de Lijempf terecht. Gerrit Das ruilt melk met de chauffeurs die een selectie van mergpijpjes voor hem apart houden. Een ander deel van de melk wordt voor eigen rekening verkocht aan spoorwegmensen, eerst voor vijftien cent en later voor vijfen twintig cent per liter. Ook thuis karnt de familie Das melk, verwerkt ze tot boter en ruilt dat product weer voor andere schaarse zaken. Aanvankelijk vervoert de jeugdige Marten de melk in zijn beide fietstassen huiswaarts, later gebeurt dat met een melkbus op een handkar. Meteen na de bevrijding vervoert Gerrit Das evacuatievee per rijnaak naar Brabant, terwijl er met andere schepen op Zeeland wordt gevaren. Die veesche pen liggen aan de Willemskade bij de Schoolstraat afgemeerd, nabij de plek waar Baarsma destijds een winkel in huishoudelijke artikelen dreef. In 1946 nemen vader Gerrit en zijn zoon Johannes een licentie over voor het vegen van schoorstenen en Marten werkt bij hen in loondienst. In de arme oorlogs jaren stookten de mensen bij gebrek aan kolen van alles in de kachels en zo hebben de Dassen het meteen razend druk. Aan vankelijk moeten de mannen lopend naar hun werkadressen, maar nadat een dis tributieambtenaar voor banden zorgt kan men zich per fiets verplaatsen. Het bedrijf groeit verder met metselwerk en wandte- gelwerkzaamheden. Johannes Das is een gewaardeerd metselaar bij de herbouw van de seinhuizen die in 1940 zijn opge blazen voor de naderende vijand. In 1956 treedt Gerrit Das terug en wordt Marten mededirecteur Een onvergetelijke reis naar Peru In 1947 gaan de grenzen weer open en dan komen ook de internationale vee transporten weer op gang. Er is slechts een kleine groep Friese veeverzorgers die op die manier buitenlandse reizen wil maken. Veel vertier hebben de man nen onderweg niet. Tijdens de reis blijft 's nachts de overal aan en komen eigen lijk alleen de pet af en de schoenen uit. Het paspoort zit permanent in de inge naaide binnenzak van de overal met een knoop erop. Uit het koffertje komen niet alleen de nette kleren en schoenen maar ook boter, eigen Friese kaas (soms pinda kaas), een mok en het multifunctionele knipmes. Onderweg kan de etensvoor raad worden aangevuld met brood, dat in Duitsland en Zwitserland luxueuzer is dan thuis. Het loon is goed en het avon tuur lokt vooral voor de doorzetters die minder aan huis en haard zijn gebonden en bereid zijn zonodig 24 uur per dag beschikbaar te zijn. Routinier Gerrit Das fungeert als voor- Slapend in een veetrein Veehandelaren en begeleiders in de stallen bij het station. Links Gerrit Das Collectie Das

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2005 | | pagina 29