4
te beroerd om met het felle licht van zak
lantaarns ons in onze slaperige gezichten
te schijnen en dan te vragen 'waar is je
broer' in de hoop op onze loslippigheid.
Mijn moeder stond dan steevast klaar
met de ansichtkaart uit Deventer
en vroeg dan 'wat hebben jullie met
mijn zoon gedaan?'
Omdat de gezagsdragers het vermoe
den hadden dat een groot aantal jonge
mannen, die geschikt zouden zijn om
arbeid te verrichten voor de oorlogsin
dustrie mogelijk als leerling op diverse
onderwijsinstellingen ondergedoken
zaten, kwam er een plotselinge inval op
mijn Muloschool aan de Wissesdwinger.
Een delegatie van de Leeuwarder politie
ging alle klassen door om de jongens van
18 jaar en ouder te verplichten om een
handtekening te zetten onder een loy
aliteitsverklaring aan de bezetter. Een
enkele leraar in de klassen achter in het
schoolgebouw, was het nog gelukt om de
jongens te laten ontsnappen. Een golf
van verontwaardiging ging door de school
en ik kan mij onze leraar Kuik nog goed
herinneren, die met een lijkbleek en ver
wrongen gezicht voor de klas zat. Wij hiel
den onmiddellijk op met de studie en er
ontstond bij alle middelbare scholen een
leerlingenstaking. Via een aan de ouders
gerichte circulaire probeerde men het
spul weer in het gareel te krijgen, maar
dat duurde wel een mooi poosje.
Schande
Het werd ook moeilijker om goed op de
hoogte te blijven van de ontwikkeling aan
de diverse fronten. De door het nieuwe
gezag gecontroleerde berichtgeving via de
gebruikelijke Hilversumse zenders was
natuurlijk niet erg betrouwbaar en omdat
er veel radio-apparatuur 'op last' was
ingeleverd, kwamen de berichten over
onze naderende bevrijding maar schoor
voetend naar ons toe. Wel waren er de
illegale bladen Trouw, De Waarheid en Het
Parool, waar je zo af en toe eentje van wist
te bemachtigen. Dat ging bijvoorbeeld ook
via onze broodbezorger Marcus de Jong
van de Coöperatie, die de broodjes (voor
zover er bonnen voor aanwezig waren) in
een mandje deed, witte handdoek er over
heen en zo naar de klant. Diverse keren
vonden we dan onder de broodjes weer
een illegaal blad, of een exemplaar van De
Vliegende Hollander. Deze laatste werd
voor zover ik mij nog herinner door geal-
liëerde vliegtuigen boven Nederland afge
worpen. Overigens ontkwam eigenlijk nie
mand in deze oorlogsjaren aan vervelende
dingen. Eten kregen we intussen van de
Gaarkeuken, een centrale keuken omdat
er te weinig te koop was en er nauwelijks
gas, electriciteit of andere brandstof was
om er iets op klaar te maken. Soms zaten
we een prak te eten waarvan het niet echt
duidelijk was wat je at. En we gingen alle
maal op stap naar de boer om te zien of
daar nog wat eetbaars of vooral melk te
halen viel. En ook onze buurmeisjes Zelle
gingen dikwijls de boer op om melk. De
melk kwam thuis in een emmer en dan
maar wachten tot de room boven kwam
drijven. De room kwam tenslotte in een
jampotje, dan flink schudden om er wat
boter aan over te houden. Zo gebeurde
het ook bij onze buurmeisjes, althans dat
was de bedoeling. Maar één van hen ging
toch even stiekum met een vinger door die
heerlijke room en werd daarbij door haar
zuster gesnapt. Dat leidde tot een hefti
ge ruzie, waarbij de jongste tenslotte de
emmer met heerlijke melk met room over
het stoepje voor huis leeg gooide. Schan
de, en dat vond ook de buurt. Ik zie
nog hoe de jongens Van Stralen, Sjoerd
en Gerke, op de knieën lagen om het
kostelijke goed op te slikken.
Ondanks staking en alle problemen
van deze tijd ging tenslotte het school
werk gewoon door. En zo zaten we op 16
en 17 mei 1944 te zweten op het schrifte
lijke Mulo-examen en op 26 juli 1944 het
mondelinge examen in de Zalen Schaaf in
de Breedstraat. En met het diploma in de
hand rende ik naar het Mariahof om moe
der en verdere familie in de feestvreugde
te laten delen. En er viel wat te vieren,
dus gingen we de volgende dag, moeder
en zussen Rika en Jannie richting bios
coop waar een Zweedse film draaide met
de blonde Christina Söderbaum in de
hoofdrol, want Engelse of Amerikaanse
films waren in die periode uit den boze,
alhoewel ik nog wel in de Engelse taal
was geëxamineerd. Ik scoorde een 7 en
(schaamrood op de kaken) met Duits
scoorde ik een 8. Ik zie ons nog in optocht
naar de Cinema gaan, lopend over de
'Kiepeloop', waar we van plezier met
elkaar al stampend overheen kwamen.
Snel daarna vond ik werk want de eerste
de beste sollicitatie was raak. Ik kwam te
werken bij het accountantskantoor van
C. Bijlenga aan de Fonteinstraat. Wel een
flink eind lopen van en naar het Mariahof.
Mijn werk bestond uit het bijhouden van
tabellarische kasboeken van boeren en
dus kreeg ik te maken met melkbriefjes,
dekgeld, en al dat soort zaken. De relatie,
die Bijlenga met al die boeren had, lever
de hem, zo merkte ik wel zeker extra's op
wat eetbare zaken betrof, maar zijn per
soneel liet hij daarin niet meedelen. Het
bleef bij een salaris van aanvankelijk vijf
gulden in de week, later (zelfs) verhoogd
tot zeven en halve gulden.
Varkensstal
Alhoewel Nederland als bezet gebied
geen eigen leger meer had en dus ook de
militaire dienstplicht niet meer kende,
was er toch door de nieuwe orde een alter
natief bedacht in de vorm van de Neder-
landsche Arbeidsdienst. Het alternatief
voor het geweer was de spade en er moest
naar Duits voorbeeld tijdens de mars
vaderlandslievende liedjes worden gezon
gen; er werd altijd reclame voor gemaakt
door 'Koenraad van de Arbeidsdienst'.
In juli 1944 kreeg ik bericht van de NSB-
burgemeester Schönhart, dat ik was inge
schreven voor 'den arbeidsdienstplicht
voor het jaar 1945/46'. Wel, het einde
van de oorlog in mei 1945 voorkwam de
uitvoering hiervan.
Op een gegeven ogenblik moest ook
broer Willem van de straat om deportatie
naar Duitsland te voorkomen en dook bij
ons onder, of liever gezegd 'boven', want
onze buurman had uit het houten plafond
zo onzichtbaar mogelijk een luik gezaagd,
zodat wanneer er onraad was, razzia's
bijvoorbeeld, hij snel op de vliering kon
kruipen. En in die tijd augustus/septem-
ber 1944, moesten niet alleen volwas
sen mannen maar ook jongens, geboren
in 1927, dus 16 a 17 jaar oud zich voor
graafwerkzaamheden in Drenthe melden.
Het dilemma thuis was, dat met een broer
ondergedoken en een andere regelmatig
op de vliering, ik al dan niet de moeilijk
heden in dezen zou vergroten door ook
onder te duiken of toch maar mee gaan
naar Drenthe. Ook enkele 'buurmannen',
van het Mariahof, zoals Hannes Stroos-
ma, de vader van de latere en intussen