6
ik ruim de tijd om ook nog een toepas
selijk lied te maken op de melodie van
Toen wij uit Rotterdam vertrokken
en dan met de aangepaste titel Toen wij
uit Leeuwarden vertrokken, met een vrees'-
lijk ouwe Duitse trein. En dat dreunde
dan 's avonds door het varkenshok met
een massaal meegezongen refrein, dat als
volgt ging:
Het was boer Oosting uit 't dorp Zeegse,
Die ons kwam halen van 't station.
En ons toen meenam naar zijn hofstee,
waar hij ons herbergen kon.
En de kerels vonden het prachtig. Het
leek net de Maastreechter Staar.
Voor het eten ging ik naar de werkplek
met de borden en mokken voor de mannen
en na het eten ging ik weer naar de boer
derij terug om de zaak schoon te maken.
Af en toe werd ik achterna gezeten door
zo'n O.T.-man en maar schreeuwen 'Du
solist arbeiten!' maar dan zette ik het op
een lopen en zorgde wel om weg te wezen.
Op weg om te pogen wat extra te eten of te
drinken te organiseren voor de manschap
pen zagen we in de tuin van een gevorder
de villa een lange rij mannen staan en wij
waren eigenlijk wel nieuwsgierig wat zij
daar te doen stonden. 'Een Duitse dokter
is aan het keuren en wij willen allemaal
afgekeurd worden en naar huis', zo was de
uitleg. Dus Thijs Meester en ik ook maar
in de rij. Thijs was eerst aan de beurt en
vertelde dat hij steeds pijn in z'n hoofd
had enhij kreeg aspirine. Toen was
ik aan beurt en vertelde aan de militaire
arts 'ich kann diese Arbeit nicht machen,
ich binn zu klein dafür', want ik voelde me
verder goed gezond. En warempel hij vond
het ook, streek met zijn hand over mijn
krullenbol en zei: 'ach, lieber Knabe, du
bekommst ein Ausweis von mir'. Ik was
eerst even stomverbaasd en bedacht later,
misschien heeft hij thuis ook wel zo'n jon
gen, wie weet? Het was in ieder geval
een verrassing om bij de mannen terug
te komen in het bezit van een Ausweis.
Maar toch besloot ik gewoon op de boer
derij te blijven in plaats van terug te gaan
naar Leeuwarden, omdat het volgens de
verhalen in verband met de vele razzia's
daar allerminst veilig was. In de volgende
periode is er mij diverse keren flink geld
geboden voor mijn Ausweis, maar daar
ging ik maar niet op in.
Lopen, lopen
Ik had een goed leven bij de familie Oos
ting. Totdat we op een nacht om een uur
of half twaalf door O.T.-mensen wakker
werden gemaakt met de boodschap 'Auf-
stehen, Sie gehen nach Hause'. Nou, dat
was nog eens een verrassing voor iedereen.
Dus snel overeind en de spullen gepakt en
op weg naar het station Vries-Zuidlaren
bij Tynaarlo. Daar stonden we pakweg
een uur of vier in de regen te wachten op
de trein die ons naar huis zou brengen.
Mijn van oorsprong beige maar intussen
blauw geverfde jas werd doorweekt en de
surrogaatknopen van geperst karton of
iets dergelijks vielen geweekt en wel van
mijn jas. En toen de trein intussen kwam
en wij werden uitgenodigd in te stappen
ging hij wel de voor ons foute kant uit.
Even dachten we dat het in Meppel mis
schien nog goed zou komen, maar dat
deed het niet. De koers was en bleef naar
het zuiden. Even later rolden we het sta
tion van Zwolle binnen en de trein stopte,
vlak naast een aan het perron geparkeer
de goederentrein. Op het perron wemelde
het van mensen van de O.T. en Feld-
gendarmerie. Onze coupé belandde naast
een aan beide zijden geopende wagon van
de goederentrein. Stroosma zei: 'Hannes,
jongen, dou must er uut, want anders sist
straks mooi met een Ausweis in Mofrika'.
Hij kreeg contact met een spoorman en
die wilde mij wel verder het station uit
brengen. Maar op het 'moment suprème'
was de goede man niet te vinden. En toen
stond Gerrit van Zwol, de groenteboer van
het Mariahof op, en zei tegen me 'Han
nes, pak dien koffer, ik sal die wel even
ut station uutbrenge; de hest tenslotte
een Ausweis en de doest mar net ofst un
bitsje siek biste'. Ik pakte mijn koffer, hij
liet zijn spullen in de trein liggen. En we
stapten zo samen over in de goederenwa
gon en vandaar het perron op, langs al die
O.T-mensen, langs de Duitse soldaten,
langs de gehelmde en goed bewapende
Feldgendarmerie en, zonder dat ook maar
iemand op ons reageerde, liepen we via
een openstaand hek naast het stationsge
bouw, het station uit en Zwolle in. Toen
we net uit het zicht van het station waren
hebben we het zo goed en zo kwaad dat
ging op een lopen gezet en dat viel op
klompen niet erg mee. Maar we bleven
hard lopen totdat we even buiten Zwolle
waren, richting Meppel. En toen we maar
net Zwolle uit waren ging het luchtalarm.
En zoals we later hoorden is de hele
trein leeggestroomd, maar werd de hele
omgeving direct afgezet door militairen.
Wij waren er net op tijd uit.
Openbaar vervoer was er niet. Wat er
reed op de weg was allemaal militair ver
voer, dus werd het voor ons lopen gebla
zen tot Meppel, wat af en toe veel pro
blemen gaf. Vooral Van Zwol kreeg last
van blaren en had regelmatig de klom
pen uit. In Meppel hadden we geluk, we
hadden er toen al 25 kilometer op zitten,
want we konden meerijden met paard en
wagen, die over Steenwijk naar Willems
oord moest. Daar aangekomen was het
intussen acht uur en derhalve spertijd;
na achten mocht je niet meer op straat.
Dus klopten wij aan bij een hotelletje en
daar konden we overnachten en je mag
wel zeggen met een vorstelijke behande
ling. We kregen pannenkoeken en lek
kere melk en men bracht ons de EHBO-
trommel om onze blaren te verzorgen. Wel
moesten we uitgebreid vertellen waar we
vandaan kwamen en moest ik ook mijn
Ausweis laten zien. Met de mededeling
van Van Zwol dat hij er ook zo eentje had,
namen ze gelukkig maar genoegen. Want
plotseling hoorden we de telefoon rinkelen
en dat was voor die tijd bijzonder, omdat
alleen mensen van de 'nieuwe orde' toen
nog over telefoon konden beschikken. En
toen we ook nog hoorden dat het gesprek
over 'kameraad Max Blokzijl' ging, sloeg
de schrik ons toch wel om het hard. Maar
toen ik met onze groenteboer in het heer
lijke twee-persoonsbed lag, met echte wit
te lakens enzo, toen wisten we al snel van
de prins geen kwaad meer.
Nadat we 's morgens een lekker ontbijt
hadden genuttigd en de kosten van logies,
6,75 per persoon, hadden betaald, ging
men zelfs nog de straat op om te probe
ren vervoer voor ons te vinden. Wij kon
den weer meerijden op een paardenwa-
gen, waarop al diverse mensen stonden,
ondermeer een gewonde S.S.-soldaat, die
vertelde dat hij aan het Oostfront tegen
de Bolsjewieken had gestreden. Met dit
supersnelle vervoermiddel kwamen wij
tenslotte terecht in Heerenveen en daar
voelde Van Zwol zich ziek. Hij meldde
zich bij een dokter en meteen door naar
het ziekenhuis, want er was een ernstige
vorm van bloedvergiftiging geconstateerd.