LcoV&p^LA»SI 10 1450 genoemde schepen Hincke Taingha. De Camstra's verpachtten regelmatig stukken land aan de Ee dicht bij de stad. Het gemeentebestuur probeerde aanvan kelijk de bouw van huizen buiten de stad nog wel te weren, maar de bebouwing van de buitenbuurten nam in het begin van de zeventiende eeuw van lieverlee toe. Vooral na het aanleggen van de Dokkumer Trek- weg werd de buurt aanmerkelijk verder bebouwd. Toen Willem Romkes van der Meulen er kwam wonen, had Camstrabu- ren door de bouw van verscheidene hui zen al het echte aanzien van een buurt gekregen. In 1828 was hier door de wedu we Heuveldop een ververij en machinale wolspinnerij opgericht. In 1836 werden die overgedragen aan haar zonen, die deze fabrieken naar het Zuidvliet overbrachten. De vrijkomende panden werden gebruikt als bakkerij van dakpannen. In 1840 stichtte houtkoper Romein er een hout zaagmolen en verscheidene woningen. Hier vond Willem Romkes van der Meulen in 1849 niet alleen zijn nieuwe werkplek, maar ook een woninkje. Hij bleef er wonen en werken tot zijn dood in 1861. Zuidvliet, hoek Pietersburen met de Blauwe Brug in 1926. Tekening van B. de Boer, Fries Museum Achter Pietersburen Eerder al had zijn zoon Romke Willems, inmiddels getrouwd met het 'Vlietster' meisje Johanna Hoeber, het werk op de houtzaagmolen op Camstraburen verruild voor de molen die ruim honderd jaar eer der door zijn naamgenoot Pieter Luitjens van der Meulen op het Vliet was opge richt. Het Vliet kende vanaf de zestiende eeuw al een rijke historie. In de achttiende eeuw was het Vliet in de lengte langs het water en in de breedte door de vele stegen flink gegroeid. Er woonde een nijvere bevolking van schippers, fabrikanten, kooplieden en handwerkers. Door de toenemende han del en scheepvaart en de ondernemende geest van de kooplieden kwamen er in de tweede helft van de achttiende eeuw grote pakhuizen en deftige woonhuizen langs het riviertje. Van die ondernemers was Pieter Luitjens van der Meulen wel de belangrijkste. Hij was omstreeks 1720 geboren in Donker broek en in 1752 werd hij als burger van Leeuwarden ingeschreven. Hij had toen samen met zijn broer een runmolen op het Pietersburen met de in 1904 afgebroken molen De Jonge Fenix aan het Zuidvliet. 18e-eeuws schilderij in het Fries Museum Zuidvliet gekocht, die al twee maal eerder was afgebrand. Ter nagedachtenis aan deze nieuwbouw, lieten ze een in steen gehouwen afbeelding van een uit de vlam men stijgende Fenix voor de molen plaat sen, met als onderschrift: Rees de fenix uit de kolen En des vaders assche weer, So doet ook dees nieuwe molen. Twee verslond hier t'vuur weleer. Siet gij dus uit steen formeeren Die den Eek en duwesteen Doet tot nutte stof verkeeren Tot de dienst van ydereen. 's Hemels hand die dekk'voortaan dit Gestigt so lang 't sal staan. Gesticht Door P: H: van der Meulen 1752. Door het succes van de molen was Van der Meulen in staat ook nog een leerlooi erij, een zoutkeet en een zeepziederij te bouwen, waardoor hier volgens Eekhoff 'de fraaiste en kostbaarste fabriek van de gehele provincie' ontstond. Er bestaat een bijzonder verhaal over de wijze waarop Pieter Luitjens aan zijn geld

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2006 | | pagina 12