9 Stedemaagd van het kwartier der Steden In de jaren 1753-1759, toen Rienk Keijert zelf in het Landschapshuis woonde, heeft hij veel vertrekken in het gebouw van schoorsteenstukken, bovendeurstukken en andere decoratieve schilderingen voor zien. Dat blijkt uit de Registers van Be talingsordonnanties in het archief van de Staten van Friesland, maar ook uit de beschrijving van het gebouw en van het interieur in de Tegenwoordige Staat van Friesland uit 1786. Reeds eerder leverde Rienk Keijert het schilderij waarover het hier gaat voor het vergadervertrek van het kwartier der Steden. In de beschrijving van het Land schapshuis uit 1786 staat: 'Dit portaal rechts afgaande, komt men, door eene deur, in de kamer van het kwartier der Steden, zynde een ruim vierkant vertrek met een Engelschen schoorsteen, en een fraay Schoorsteenstuk daarin; dit vertrek, dat behangen en van boven met een pla fon voorzien is, wordt verlicht door vijf schuifkozynen, waar van drie uitzigt heb ben op den Tuin en twee op de Voor- of Binnenplaats'. Het schilderij wordt hier niet beschreven, maar dat Keijert het ver vaardigde vinden we in het Register van Betalingsordonnanties op de ontvanger- generaal der consumptiën van 18 maart 1743: 'R. Keijert, konstschilder, wegens het schilderen van een schoorsteenstuk in de Camer van de steden 70-0-0.' Rienk Keijert schilderde en dateerde zijn werk in 1742 en kreeg het in 1743 betaald. Omzwervingen Alle veranderingen in de bestuurlijke organisatie van Friesland in de zoge naamde Franse Tijd vanaf 1795, brachten mee dat er plenaire vergaderingen kwa men van de Staten van Friesland of hoe hun opvolgers maar mochten heten. Het Landschapshuis met zijn kleine ver- gadervertrekken voor de voormalige kwartieren, raakte ongeschikt voor gebruik door het provinciaal bestuur. Van 1811 tot 1838 werd het gebruikt door rechtsprekende colleges en daarna werd het ingericht voor onderwijsdoeleinden. In 1849 werd het voor afbraak voor 6889 gulden verkocht aan de voogden van het Ritske Boelemagasthuis, die er een nieuw gebouw voor in de plaats lieten zetten. In de verkoopvoorwaarden werd bepaald dat 'de gedenksteen van de Munstersche Vrede in den voorgevel en de beide leeu wen boven de hoofdingang van het gebouw' aan de provincie Friesland ble ven. De leeuwen (en de complete natuur stenen poort) belandden in Cornjum bij Martenastate en de gedenksteen kreeg (pas in 1867!) een plaats in de Grote Kerk in Leeuwarden. In de verkoopbepalingen wordt met geen woord gerept over de vele schoorsteen stukken en overige schilderijen, alsmede andere monumentale interieuronderdelen van het Landschapshuis en evenmin is hun eventuele verkoopopbrengst verant woord in de jaarrekeningen van de pro vincie van 1849. Zouden ze reeds eerder (in 1811 of 1838) uit het gebouw verwij derd en verkocht zijn? Dat de stedemaagd, na ongetwijfeld allerlei omzwervingen, via de kunsthan del uit de Verenigde Staten naar Leeu warden terug kon keren stemt tot dank baarheid. Het bewaard gebleven schilderij geeft ons reden te hopen dat de talrijke andere schilderijen die Rienk Keijert ver vaardigde voor het Collegie en voor het Landschapshuis nog bestaan, misschien zelfs nog eens opgespoord worden en mogelijk ook nog terugkeren naar Leeuw arden, waar er dan vast wel een goede plaats voor te vinden zal zijn, zoals dat voor de stedemaagd in het Leeuwarder stadhuis ook is gebeurd. Leova.'c^tA.lt

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2006 | | pagina 11