11 Het hoekpand Ossekop 13 in 1974 prachtige, bronzen kapstok stond met, in mijn herinnering, jachtemblemen. In die gang was aan de kant van Molles rijk een brede trap naar boven, waar ik nooit kwam. Dat deel was verhuurd aan men sen die ik ook nooit ben tegengekomen in de gang of elders. Aan de andere kant van de gang waren twee kamers, één van mijn vader, de andere een tijd lang van mijn oom Hein, die een aantal jaren compag non van mijn vader was. Romantische burcht Ik kwam dus regelmatig op bezoek, al weet ik niet hoe regelmatig. Als iets indruk gemaakt heeft, dan denk je later altijd dat dit vaak voorkwam. Ik denk achteraf dat noch Molle noch mijn vader blij is geweest met mijn onverwachte bin nenstormen. In de achterkamer, waar mijn vader eerst zat -ik weet niet wie er toen in de voorkamer 'woonde'- waren twee grote ramen, van waaruit men een goed uitzicht had op de gevangenis, die voor mij als een romantische burcht opdoemde en grote indruk op mij maakte. Ik wist toen absoluut niet wat zich daar binnen -in oorlogstijd!- afspeelde. Wij, kleine kinderen, werden volledig buiten de oorlogswerkelijkheid gehouden. Niet alleen om de ellende ver te houden, maar ook om ons niet in de verleiding te bren gen uit de school te klappen. Als in ver band met de gevangenis dan ook het woordje "boeven' viel, in plaats van gevan genen, sloeg de fantasie geheel op hol. Voor die ramen kon men luiken trek ken, waarvoor een uitsparing was gemaakt naast de ramen. Eén van die ruimten mocht ik hebben. Ik bewaarde er de dingen die ik 'op kantoor' verzamelde, waaronder de gebruikte postzegels. Omdat ik de tanden zo slordig vond knip te ik die af voordat ik ze met lijm in een klein boekje plakte. Er was om de hoek een postzegelhandelaar die mij dat gauw afleerde. Ook herinner ik mij dat ik me er eens in verstopt heb, toen mijn vader bezoek (een cliënt?) kreeg. Hij heeft het gelukkig niet gemerkt en ik weet niet meer waar het gesprek over ging. Wapenrek als speelgoed In de voorkamer, die aan twee kanten twee hoge ramen had, hing boven de schoorsteenmantel een groot wapenrek met zowel zwaarden als pistolen en revol vers, hoewel ik dat laatste achteraf eigen lijk onwaarschijnlijk vind. Toen ik tien jaar was, midden in de oorlog, waren de bovenverdiepingen van mijn vaders kan toor verlaten door de bewoners. Het was een van de oudste huizen van Leeuwar den, al door mijn overgrootvader als kan toor gekocht, een groot huis met een in mijn herinnering oneindig aantal kamers. Voordat dat bovenhuis opnieuw ver huurd zou worden kreeg mijn broer, die meer dan zeven jaar ouder was dan ik, toestemming om er met een aantal vrien den een dag te verblijven. Ik mocht mee. Er had waarschijnlijk in geen decennia een verbouwing plaats gevonden, zodat het vol donkere hoekjes en kleine kamer tjes was. Alles betengeld en met daarover heen een bloemetjesbehang. De inpandige kastdeuren waren van karton of triplex en stonden dan een beetje krom en waren naast de sleutel, waarmee je de deur opentrok, beduimeld. Eén van de ontroe ringen in het latere Anne Frankhuis in Amsterdam waren ook deze behangen kastdeuren met vuile plekken rond het sleutelgat dat zomaar in het behang zat, zonder bakelieten plaatje eromheen of zoiets. Diepe kasten waarin ik mij opge rold zelfs op de bovenste plank kon ver stoppen, nauwe gangetjes en een geheim zinnige zolder met smalle doorgangen tussen de scheefstaande steunbalken. Het eerder genoemde monumentale wapenrek van mijn vader, dat in zijn kan toor beneden hing, werd door ons geplun derd. Zelfs ik kreeg iets in de hand geduwd en we speelden, ja, wat eigenlijk. In mijn herinnering 'rovertje en reiziger- tje' maar ik weet niet meer hoe we dat realiseerden. Achteraf denk ik dat dat voor die zeventienjarige jongens ook wel wat kinderachtig is geweest. Maar het sluip-door-kruip-door, het verstoppen ach ter de ruimten bestemd voor de raamlui- ken, achter de balken op zolder, onder in de diepe kast, onder een luik in de vloer: al die geheimzinnige plekjes riepen blijk baar iets bij mij op. Wat is het toch dat zulke sterke jeugd herinneringen een ijkpunt maakt voor latere sensaties? In een droom is mij 'het grote geluk' eens verschenen als zo'n zol der, maar dan heel groot, met allemaal nog naar vers hout ruikende planken en fel verlicht. Ondanks al het speurwerk in mijn geheugen heb ik de zolder niet kun nen terugvinden in mijn herinnering. Het is in ieder geval troostrijk dat je de inten siteit van toen kunt herbeleven. Gezien de kracht ervan moeten deze gevoelens wel terug te voeren zijn tot iets heel wezen lijks, de veiligheid van zo'n oud huis, het mogen meespelen met mijn oudere broer en zijn vrienden, het samen spelen met een grote groep. Leova.'c^tA.lt

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2006 | | pagina 13