3 Dochtertje Esther zat bij mij in de klas op school 13b in de Van Sytsemastraat. Meester Steegstra heeft de klas verteld wat er gebeurd was en dat heeft veel indruk op ons gemaakt. Het was natuurlijk niet een beste tijd, maar als jeugd maakten we ons niet zo druk om alles. In het Rooie Dorp zaten wel onderduikers en dat wisten we alle maal. Omdat er maar één toegangsweg was naar de buurt, was het daar redelijk veilig. Vreemdelingen werden meteen gesignaleerd als ze er aan kwamen. De landwacht (Jan Hagel) kwam wel eens langs en loste soms schoten uit hun wapen. Wij hebben de buurt wel eens laten schrikken door het geluid van een schot te laten horen. We deden dat door een oude deursleutel te vullen met zwa- velkoppen van lucifers. Daar stopten we een spijker in, een touwtje aan de sleutel en de andere kant aan de kop van de spij ker. Dan met een zwaai de sleutel tegen de muur slaan. Het geluid was net een schot. Mannen in de buurt die zich niet al te veilig voelden op straat, doken als hazen de huizen in. We hebben wel eens een opsodemieter van hen gekregen. De oorlogstijd vonden we wel spannend. Tegen het einde werd het allemaal wat moeilijker, omdat er niet voldoende eten en kleren waren te krijgen. Wij werden er op uit gestuurd om melk te halen bij de boeren in de omgeving van Leeuwarden. Op de terugweg maar hopen dat er geen controle was bij de Mauermuur. Ook pro beerden we wat brandstof te versieren voor de Rus, ons kleine kacheltje. Natuur lijk hebben we het niet zo slecht gehad als de mensen in het westen van ons land, want daar was het beroerd genoeg. Ook in het Rooie Dorp kwamen vluchtelingen uit het zuiden aan en werden ondergebracht bij gezinnen. De zachte 'g' was te horen en dat vonden wij wel leuk. Ik loop nog wel eens door het Rooie Dorp en dan komen de herinneringen en namen van Germen-Jan, Nonnie (Sipke) en Folkert weer boven drijven. Er is veel veranderd in die buurt. De huizen zijn gemoderniseerd, maar als ik dan even mijn ogen sluit, zie ik toch weer die oude buurt waar ik ben opgegroeid en waar de mensen elkaar kenden en met elkaar leef den met al hun pleziertjes en hun zorgen. Het echtpaar De Nijs voor hun winkel op de hoek Tuinbouwstraat Warmoezenierstraat, augustus 1934 Het plantsoen in de Tuinbouwstraat, waarvan de bomen in de oorlog clandestien werden gekapt, augustus 1934 In de vooroorlogse jaren kwamen er nog pindachinezen door de straten met hun lekkernij. We hadden in het Rooie Dorp wel drie melkboeren die hun waren bij de klanten brachten. Melkboer Spaanstra kwam met een paard en wagen en Kims- ma had een kar met daaronder een trek hond. Ook de bakker kwam elke dag nog langs, evenals de kruideniers. Oorlogsjaren Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak ver anderde er heel wat, zij het niet direct in het begin. 'Het valt allemaal wel wat mee' dacht men toen, maar al snel werden de teugels door de bezetter aangetrokken. Wij werden met de neus op de feiten gedrukt toen we hoorden dat de joodse familie De Kadt zelfmoord had gepleegd. Leova.'c^tA.lt

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2006 | | pagina 5