11
Wonder stekjes
Een ander fenomeen in die periode was
het volgende: van school kregen we een
plantenstekje mee, om op te kweken tot
een prachtige en als het kon bloemdra
gende plant. Zo gebeurde het een keer dat
wij een stekje meekregen van de Campa
nula isophylla alba beter bekend als Ster
van Bethlehem. Onze moeder, die zulks
heel goed kon, besteedde er veel zorg aan
en op het 'moment suprème' was de cam
panula opgegroeid tot een prachtige
plant, barstens vol knop, die naar de tra
ditionele bloemententoonstelling in de
Beurs ging. Daar werd hij zelfs bekroond
met een tweede prijs, hetgeen prachtig
stond gedrukt op een kaartje voor onze
Ster van Bethlehem, of eigenlijk die van
moeder. Een goeie week later waren alle
knoppen tot bloei gekomen en de plant
zou dan zeker een eerste prijs hebben
gehaald.
Johannes Faber en zijn zus Jannie bij de
bekroonde Ster van Bethlehem
Collectie J. Faber
Naast het markante gebouw van Excelsi
or hadden we in deze wijk natuurlijk ook
flink wat middenstandszaken van kleine
re omvang, waarbij de kruideniers sterk
vertegenwoordigd waren. Op het hoekje
van de Anjelier straat en Pieterseliestraat
was ook zo'n kruidenier gevestigd, het
levensmiddelenbedrijf Terpstra, welke titel
maar amper op de ruit paste. Een bedrijf
dus van het formaat van een niet al te gro
te woonkamer, maar voldoende bedrijf voor
mijn broer Dirk om daar na het verlaten
van de school zijn kruideniersloopbaan te
beginnen. Overigens was hij later één van
de vijf kruideniers in ons gezin: broer Jan,
zus Rika, broer Willem en zus Jannie wer
den allemaal kruidenier en maakten van
Simon de Wit haast een familiebedrijf.
Overigens kwam niet alleen de bakker
aan de deur, ook de melkboer (2 x bellen)
kwam op een bakfiets met melkbussen,
waaruit de liters (mengel) werden overge
heveld in de pan van de klant. Ik kan me
nog herinneren, dat de melkboer zelfs op
zondagmorgen langs kwam. De aardappe
len en groenten werden aangevoerd door
Van der Heide, die ons met paard en wagen
vanuit Beetgumermolen bediende.
Moulin Rouge
Als jongste van het gezin zag je toch dik
wijls met jaloerse blik op naar de 'groten'.
Zij verdienden al geld en deden dingen
die nog ver buiten mijn bereik lagen. De
oudsten gingen bijvoorbeeld op dansles,
bij de dansschool van Henk Kranen. Ze
oefenden in het restaurant in de Prinsen
tuin. En ik zie nog een grote taxi in de
Willem Sprengerstraat voorrijden. De
dames, gekleed in lange jurken, versierd
met mooie corsages en de heren in hun
beste pak, keurig afgekleed met een sier
lijke das, lieten zich, als gold het een
koninklijk gezelschap, deftig vervoeren
naar Zalen Schaaf in de Breedstraat waar
het eindbal werd gehouden. Als kleine
jongen van toen zat je over zoiets alleen
nog maar te dromen. Overigens kwam ook
dat voor mij allemaal goed op de dans
school van Epema in de Moulin Rouge op
het hoekje van het Klein Schavernek.
Epema woonde later ook nog in de Willem
Sprengerstraat.
De Péha
Hiervoor had ik het al even over markante
gebouwen in deze wijk. Er is nog één onbe
sproken gebleven: het gebouw van de Prak
tische Hulp (de PH.) in de Pioenstraat,
even voorbij de Emmaschool. De PH. ver
zorgde opvang van daklozen en anderen,
waarvoor de inkomsten onder meer kwa
men uit het ophalen van oud papier. De
Willem Sprengerstraat lag op de route
naar de PH. waardoor we, vooral de jeugd,
kennis kregen aan de bewoners. Enkelen
daarvan bleven in mijn herinnering: 'gekke
Oeds' op zijn driewieler en 'Jas-broek-en-
vest', waarmee we nog wel eens wat ruzie
hadden. Mijn favoriet was toch wel 'vieze
Polak', want van hem kreeg ik nog wel eens
postzegels, die hij uit het oud papier viste
en ook diverse flink oude munten kreeg ik
van hem die nu nog in de verzameling van
mijn zoon zitten. Mijn moeder had het
trouwens niet zo op met deze contacten.
Ut gaat my omme senten
Het was ook nog de periode waarin de
schillen en oud brood van huis werden
afgehaald door de schillenboer. Bij ons
was dat Klaas, een slanke, niet al te oude
man, die altijd met een bijzondere tred
achter zijn schillenkar liep en vooralsnog
de beste stukken brood voor zichzelf
reserveerde.
Eén van de Leeuwarder figuren, die af
en toe onze wijk aan deed, was Hart met
zijn kleine orgeltje op het onderstel van
een oude kinderwagen. De brede stoep
voor de kapperszaak tegenover ons was
bijzonder geschikt om al zijn gekregen
centen en soms stuivers omstandig uit te
tellen. En als je dan zei: 'Hart, er komt
gien geluud uut ut orgel', dan zei Hart:
'dat ken mie niks skele, ut gaat my omme
senten!' Wat dat betreft had Hart ook best
in deze tijd kunnen leven.
Leova.'c^tA.lt