Trouwd met burgerjonges Leova.'c^LA.It 5 Paul Bron Mijn ouders maakten vroeger met enige regelmaat hun schoondochters geksche rend, maar met een ondertoon van ernst, duidelijk dat ze dan toch maar getrouwd waren met 'burgerjonges'. Daarbij doelden ze, zonder de inhoud ervan te kennen, op het bezit van de burgerrechten van de stad Leeuwarden. Begrijpelijk dat die schoondochters die opmerking niet altijd konden waarderen. Wat voor bijzonders was er nu aan het voorrecht burger te zijn en waaraan had je die titel' te danken? Hoe kwam onze familie aan die rechten? Mijn ouders kwamen in het beschrijven waarom het een voorrecht was burger van Leeuwarden te zijn niet verder dan het recht opgenomen te worden in het Old Burgerweeshuis in plaats van het Stads weeshuis van de 'blauwe wezen', maar er moeten vroeger uiteraard meer voorrech ten aan het burgerschap verbonden zijn geweest. Vóór de Franse tijd gold in Leeuwarden, net als in veel andere steden, dat niet elke inwoner ook automatisch burger van de stad was. Burgers hadden ten opzichte van de andere inwoners bepaalde voor rechten. Zij mochten een beroep uitoefe nen in gildeverband en hadden bepaalde handelsvoordelen. Ook hadden burgers, zij het indirect, invloed op de samenstelling van het stads bestuur. Tegenover rechten stonden uiter aard ook plichten. De burgerij werd geacht in oorlogstijd de stad te verdedigen. Daar toe vormden de mannelijke burgers in een bepaalde leeftijd de schutterij. Men zal voor het burgerschap een bijdrage vragen Voor hen die geen geboren burgers waren, bestond er de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden het burgerschap te verkrijgen. Hiervoor moest men een bepaald bedrag in de stadskas storten en een eed van trouw afleggen. Zowel de hoogte van het bedrag als de formulering van de eed ondergingen in de loop der tijd enige veranderingen. Wat moest de inwo ner van Leeuwarden er nu voor over heb ben om burger te worden? Enkele voor beelden van de hoogte van de bijdrage tonen aan dat dit nogal verschillend was en aan tijdsgewricht onderhevig. Zo werd in de periode dat Karei V in Friesland regeerde (1525-1555), vertaald in heden daags Nederlands, het volgende bepaald: 'men zal voor het burgerschap een bij drage vragen naar aanzien des persoons: een gewoon ambachtsman zal zes oude schilden geven, de koopman die vreemd is en nieuw binnenkomt een door de stads regering nader vast te stellen bijdrage'. In de zestiende eeuw voerde de stedelijke overheid dus een actief beleid om burgers te werven. En het ging daarbij niet alleen In Hollandse steden werden degenen die het burgerrecht hadden gewonnen ook wel poorters genoemd. Een poorter is een burger die toegang heeft tot de privileges en voorrechten die gol den binnen de poorten van een stad. Men onderscheidde drie soorten poorters. Ten eerste de ingeboren poorters, dat wil zeggen de kinderen van poorters. Ten tweede de behuwde poorters: de mannen die van elders kwamen en met een poortersdochter trouwden. En ten derde de gekochte poorters: personen die van buiten de stad kwamen en het poorterschap moesten kopen. Om lid van een gilde te kunnen worden was men daartoe vaak verplicht. Hier een afbeelding van de Hoeksterpoort van kort voor de veranderingen in 1830, met geheel links de herberg Het Nieuw Blauwhuis met de Verwersbrug en de korenmolen Het Lam Tekening van P. Weijnen

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2006 | | pagina 7