15
werd een zangvereniging opgericht die
-vanzelfsprekend- onder leiding kwam
van Lodewijk Rodenhuis. Het koor werd
in twee partijen verdeeld: diskant en die
kant. Voor een beter muzikaal evenwicht
werd daar later nog een derde kant, de
zelfkant, aan toegevoegd. De eerste repe
titie van het koor vond plaats op het bor
des van het stadhuis. Dat de politie het
gezang al na één couplet beëindigde was
voor dirigent Rodenhuis geen beletsel met
tevredenheid op de oefening terug te zien.
De volgende repetities vonden plaats in
de bovenzaal van Seibel, een koffiehuis
aan de Lange Marktstraat; het Oranje
Bierhuis was er te klein voor. Daar wer
den ook de statuten vastgesteld en de
naam van de vereniging bepaald: 'Kapi
tein Koopmans' - een marineofficier aan
wie Lodewijk analoog aan Van Speijk
explosieve heldendaden in de oorlog tegen
België in 1831 toedichtte. Dat Koopmans
eigenlijk Koopman heette en op hoge leef
tijd, na overigens wel een glanzende car
rière bij de marine, in zijn eigen bed over
leed, mocht de bewondering niet drukken.
De repetities werden druk bezocht en er
werd hard geoefend waarbij de koorleden
niet zelden hun gesnik, van vaderlands
lievende emoties uiteraard, amper kon
den onderdrukken.
Toen de grote dag langzamerhand
naderde en Lodewijk alvast een wel
komsttoespraak begon te oefenen -hij
begon met 'Sirene' als veronderstelde
vrouwelijke vorm van 'Sire'- werd duide
lijk dat de zangvereniging een zachte
maar snelle dood moest sterven, want tot
een werkelijke aubade op het station
mocht het natuurlijk niet komen. Men
regisseerde een stevige onenigheid tussen
de 'kanten' van het koor, waarna de ene
zanger na de andere besloot er de brui aan
te geven.
Meer grappen nog. Het bezoek aan het
bierhuis van de vermeende generaal Bou-
langer (in het bierhuis uitgesproken zoals
het geschreven wordt: Bou-langer), een in
die jaren beroemde Franse nationalist die
hoogst vereerd is kennis te mogen maken
met Rodenhuis - 'Rouge-Maison'. De
generaal gaat zelfs mee om bij Lodewijk
thuis diens collectie platen en prenten
van gebeurtenissen uit de vaderlandse
geschiedenis te bekijken.
Een 'consul' uit Transvaal, in Nederland
op reis om de groententeelt te bestuderen,
treft in het bierhuis Rodenhuis om hem,
tuinderdeskundige, te verzoeken mee te
gaan naar Zuid-Afrika om daar de
groententeelt op een hoger peil te brengen.
En het bezoek van de wereldberoemde
'Engelse ontdekkingsreiziger Stanley' aan
het Leeuwarder etablissement. Roden
huis -hoewel analfabeet- had zich ooit een
abonnement op de reisverhalen van Stan
ley laten aansmeren. Als blijk van waar
dering overhandigt Stanley aan Roden
huis het zwaard van Damocles dat door
Rodenhuis nog lange jaren als kostbaar
aandenken is bewaard.
De grappen zijn -in hun tijd gezien- kos
telijk, maar voornamelijk voor de betrok
kenen zelf. Wellicht dat buitenstaanders
zich er aan gestoord hebben: waarom toch
telkens de wat simpele en ongeletterde
Rodenhuis te pakken nemen? Toch komen
de grappen niet wreed over. Rodenhuis is
dan wel de spil waar het allemaal om
draait, hij is nooit het slachtoffer. Het gaat
nimmer ten koste van hem, hoezeer hij
ook in de maling wordt genomen.
Het boekje
De lotgevallen van Lodewijk en zijn
vrienden verschenen in het voorjaar van
1909 artikelsgewijs in de Friesche Cou
rant. In de jaren dertig zijn ze gebundeld,
aangevuld en in boekvorm uitgegeven.
Het is een eenvoudig boekje dat bestaat
uit drie delen. Het eerste en het derde
deel zijn geschreven door een jongeman
die een aantal jaren gedurende de win
termaanden een kamer bij de Rodenhui
zen huurde. De huurder geeft de lezer
een aardig inzicht in het huishouden van
Lodewijk en zijn vrouw. Hun harde wer
ken, hun geestelijke beperktheid - maar
ook hoe verknocht ze zijn aan elkaar en
de gezelligheid: de fles die op tafel komt
als hij zijn maandelijkse huur betaalt.
De huurder had een hartelijke band met
de Rodenhuizen en als hij tenslotte
definitief vertrekt, hebben ze beiden de
tranen in de ogen.
Het tweede deel, waarin de practical-
jokes centraal staan, komt uit de koker
van een van de gasten van het Oranje
Bierhuis. Het zijn herinneringen die een
groot aantal jaren later op papier zijn
gezet. Dat verklaart waarschijnlijk de
foutjes die hier en daar opgemerkt kun-
GENERAAL B OU LANG ER'5
bezoek aan '1 „Oranje Bierhuis",
1 Mei 1S89.
Opgedragen
aan
den heer L. RODENHUI
voorheen
Oud soldaat van 'I fort Bourïjgne,
later
Gardenier,
en vervolgens
Provenier
in Hel Oud St. Anlhony-Gaslhuis,
tevens
Voorzanger
wan hel Vaderlandslievend
Zanggeiehehap
„KAPITEIN KOOPMANS"
efl verder
„AAN ALLE VRIENDEN DER
WAARHEID".
Opdracht van een gedicht, gemaakt naar
aanleiding van 'Generaal Boulanger's
bezoek' aan 't Oranje Bierhuis op 2 mei
1889, opgenomen in het boekwerkje 'Rouge-
Maison in het Oranje Bierhuis'
nen worden. Jarenlang hebben de grap
pen tot de verbeelding gesproken. Jour
nalist en boekstaver van oud Leeuwar
den, Henny Keikes, noemt ze
verschillende malen en Fenno Schoustra
besteedt er in t Kleine Krantsje in een
aantal artikelen aandacht aan. Hij
plaatst er zelfs een foto van een mansper
soon bij met als onderschrift 'Rougemais-
on'. Maar of dat echt Lodewijk Rodenhuis
is, mag betwijfeld worden. Het boekje is
nu zeldzaam en duikt slechts heel af en
toe nog antiquarisch op.