Een kalanderij op het Assepoestersland (I) 24 Wim Bolk In de omvangrijke tekeningencollectie van de Ottema-Kingma Stichting berust een elftal, denkelijk 18e-eeuwse schetsen van (een ontwerp voor) 'd'Hoop, Engel- sche en Hollandsche glanzerij en kalanderij'. Onlangs rees de vraag, of notaris Ottema deze tekeningen had aangeschaft omdat het afbeeldingen zouden zijn van een Leeuwarder k(a)landerij, waaraan de herinnering nog voortleeft in de namen van een kantoorgebouw, een parkeergarage en een straatje bij het Zuiderplein. Het leek onwaarschijnlijk, dat de getekende werkhal van 20 bij 17 meter ter plaatse zou hebben kunnen staan. Omdat er in de literatuur niets terug te vinden scheen over datering en omvang van 'onze' klanderij, moest daarvoor worden teruggegre pen op de stedelijke archivalia. Sedert het begin van de 17e eeuw werden sommige gesteven weefsels, om ze extra glans te geven, in kalandermolens tussen cilinders (Fr. calandre, mangel) doorge voerd en geperst. Dat gladmangelen, aan vankelijk vooral van linnen, later ook van katoen en papier, is steeds meer geperfec tioneerd, onder meer door opvoering van de druk en verwarming der rollen. In de volgende eeuw kwamen dergelijke werk tuigen, aangedreven door paarden, ook in verwante takken van nijverheid in gebruik. Vooral in de blauwververijen, een lucratieve bedrijfstak, waarin b.v. de Amsterdamse regentenfamilie Six de basis van haar immense rijkdom legde. In de Leeuwarder oude binnenstad was er nauwelijks plaats voor grootschalige bedrijven. Toen, na het uitleggen van de zuidelijke stadsgracht (1621/23) er grote re percelen beschikbaar kwamen, meld den zich vele gegadigden om op het Zaai land te bouwen, onder hen een estrikbakker, een houtkoper, twee wevers en een bombazijnverver. Twee eeuwen later, rond 1830, stonden daar nog twee blauwververijen, elk met kalanderij en rosmolen, waarvan er één van 1721 tot 1885 zal hebben gefunctioneerd. In 1731 is de inventaris daarvan opgesomd: 'een toonbanck, een lange taefel, twee clander- taefels met een dexel, vijff klanderrollen, negen clandercleeden, drie ijseren bouten, een klanderkabel en een ketting.' In 1771 bevond er zich een, door een molenmaker geconstrueerde 'schoone nieuwe geïnven- tioneerde klandermoolen.' In 1788 sticht ten de eigenaars van dit bedrijf een groep je woningen voor hun personeel, de Arendshof; na afbraak daarvan is de wel vier eeuwen oude gevelsteen 'In de Svarte Aerndt' overgebracht naar een pand in de Arendsstraat. Ook op het Vliet, waar het stadsbestuur minder invloed had op het bedrijfsleven, zijn diverse klanderijen gesignaleerd. In 1659 verkocht de weduwe van een verver de tweekamerwoning 'daer die vergulden clandermullen uithanckt', met een (ros)molen in de schuur erachter. Op dat zelfde (Noord)vliet ging in 1727 een roya- Uitsnede van een gezicht op de stad vanuit het zuiden, zoals weergegeven op de stadsplattegrond van Johan Hermanus Knoop uit 1760. Links van de rijweg naar de Schrans het Woudboershuis en rechts het Assepoestersland met Klanderij. Op de dwinger koren molen 'De Fortuin' en de Wirdumer(binnen)poort. Direct links van de Klanderij de Wirdumer buitenpoort en rechts ervan de Huizu- mer waterpoort

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2007 | | pagina 26