Stinkende moffen en ander schuijm van menschen 14 Paul Bron Voorouders van onze familie komen uit het Duitse Westfalen en uit Essen. Uit Stadtlohn waren het de broers Funcke, die hier omstreeks 1800 arriveerden en zich vestigden aan het Zaailand en uit Essen kwam zo'n honderd jaar eerder Harmannus Habekotté. Tegenwoordig zijn inburgering en intergratie ingevoerde begrippen, maar ik vroeg me af hoe dat ging met onze voorouders. Vonden zij gemakkelijk hun plekje in onze stad en hoe zag de Liwwadder tegen die vreemdelingen aan? Leeuwarden heeft in zekere zin altijd gediend als vestigingsplaats voor immi granten. Dezen vestigden zich hier op grond van verschillende motieven. Soms ontvluchtten ze de armoede van het plat teland en zochten de aantrekkingskracht van een zich ontwikkelende stedelijke economie met de vraag naar werkne mers. Ook geloofsmotieven vormden vaak de aanleiding tot vestiging. Van oudsher telde Leeuwarden grofweg drie wat grotere groepen immigranten: joden, Franse hugenoten en Duitse arbeiders, de laatste groep vooral afkomstig uit West- falen en Münsterland. Dat bleef zo tot de komst van de Turkse, Italiaanse en Marokkaanse gastarbeiders in de twin tigste eeuw. Kerk en taal als bindend element Het is niet verwonderlijk dat vreemde lingen in onze stad steun zochten bij elkaar, zodat ze in hun eigen taal konden communiceren met geloofsgenoten. We zien dat het sterkst bij de hugenoten, de lutheranen en de joden. In januari 1686 ontfermde het Friese landsbestuur zich over een groot aantal Franse hervormde vluchtelingen, huge noten, die op de vlucht waren geslagen na het herroepen van het Edict van Nantes door Lodewijk de Veertiende. Onder hen waren eenentwintig predikanten naar Friesland gekomen, waarvan er negen onze stad als standplaats kregen. Veel huidige stadgenoten met een Franse achternaam zijn bijna zeker nazaten van deze vluchtelingen, bijvoorbeeld Thille, Magré, Delavacq en Bethume. Nu waren er ook al aan het begin van de zeventiende eeuw mensen uit het Belgische Wallonië en Frankrijk naar onze stad gekomen. Vaak waren dat leden van de hofhouding van de stadhouder of aanvoerders van diens leger. Deze Frans talige immigranten hadden de wens om hun eigen kerk te stichten, waarbinnen ze in hun eigen taal het evangelie kon den verkondigen. In 1635 werd deze wens ingewilligd door de Staten van Friesland, waarbij werd besloten: 'tot bevorderinge van Godes Heijlige Kerke ende tot exerci tie van de Franschen tale binnen de stat Leeuwarden Godes Heijligen woordt ende den ware Gereformeerde religie mede in 't openbaer in voorsz. Tale te doen Prediken.' Het zou evenwel tot 1659 duren voor die kerk kon worden gesticht en ondergebracht in de voormalige kerk De Lutherse kerk in de Nieuwe Oosterstraat in de 18e eeuw, tekening Stellingwerf UA.lt

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2007 | | pagina 16