Leovar} 14 Nederland roerde de oorlogstrom! Hoe graag zal deze onbekende jonge vaandrig van de Leeuwarder Jongenscompagnie zich bij de Mobiele Schutterij hebben willen aansluiten om de muiterij van de 'zuidelijke seperatisten' in de kiem te smorenIn 1831 werd hij vereeuwigd door de toen 15-jarige Gabinus Fellinga Het duurde nog acht maanden voordat tot daadwerkelijke strijd werd overge gaan. Het was een warme dag, die tweede augustus 1831 toen de opmars naar Bel gisch gebied begon. Aan de voedselvoor ziening van het oprukkende leger man keerde echter opnieuw van alles. Zo was er op die hete dag nergens water te vin den. Bij een aantal onderdelen was ook nu de voeding beslist onvoldoende. De soep was dikwijls zo zout dat de dorst alleen maar erger werd. Het is dan ook niet ver wonderlijk dat in de lijsten van de Friese schutters die werden voorgedragen voor het Metalen Kruis veel aantekeningen voorkomen van opnamen in een hospitaal omdat voor velen het marcheren door het rulle zand op snikhete dagen teveel werd. Het geweer op zich met vijftig patronen was al zwaar. Dan nog een broodzak met wat levensmiddelen en een veldfles (die overigens meestal leeg was) en een ransel van 10 tot 15 kilo. Om de bepakking lich ter te maken werden allerlei overbodige kledingstukken stiekem weggegooid en zo lag de weg bezaaid met uitrustingsstuk ken. Het aantal achterblijvers groeide ge staag, waartoe ook Pieter Nicolaas Feugen behoorde. Hij was al ziek voor de daad werkelijke aanval werd ingezet, maar werd pas opgenomen in het hospitaal op 16 augustus, waar hij drie weken verbleef. Op 3 september was hij terug te velde, maar werd niet ingezet bij de veldtocht. Een feestelijk onthaal en omgesmolten kanonnen De meeste Friese schutters zijn minstens vier jaar van huis geweest. Wel werd een periodiek verlof van veertien dagen verleend. Reisgeld werd niet verstrekt en hoe groot de soldij was heb ik niet kun nen achterhalen, maar voor een vrijwilli ger als Feugen was het weinig meer dan 'kleding, kost en inwoning' en een kleine uitkering aan zijn thuisgebleven vrouw en kinderen, opgebracht door inzameling onder de burgers van Leeuwarden. In de loop van 1834 waren de meeste Friese schutters die aan de krijgsver richtingen in 1830 en 1831 hadden deel genomen, weer naar hun woonsteden teruggekeerd. Nieuwe lichtingen hebben dan hun plaats ingenomen. Op 6 septem ber 1834 werd het bataljon Friese stede lijke schutterij onder commando van J.G. van Wageningen en dat der landelijke schutterij onder bevel van commandant Ampt feestelijk in de Friese hoofdstad ingehaald. Al vroeg in de morgen waren alle torens, publieke gebouwen en parti culiere huizen van vlaggen voorzien, de Wirdumerpoort door vlaggen en groen opgemaakt en alle huizen in dit gedeel te van de stad behangen met bloemen, guirlandes en draperieën, zodat het geheel in alle opzichten met de belang rijkheid van de dag overeenstemde. De compagnieën dienstdoende stedelijke schutterij hadden vroeg in de morgen de stad verlaten om hun wapenbroeders bij Wytgaard te verwelkomen, terwijl de avond daarvoor de muzikanten van de schutterij met wagens naar Heerenveen waren afgereisd. Het stadsbestuur met de burgemeester aan het hoofd, begaf zich in de vroege middag buiten de stad, waar een grote menigte aanwezig was. Om twee uur naderden de beide bataljons het grondgebied van Leeuwarden, waar ze door de provinciale commandant, de offi cieren en de burgemeester verwelkomd werden. Ze marcheerden voorafgegaan door de schutterij muziek de stad binnen, vergezeld door een onafzienbare, juichen de menigte, langs de Wirdumerdijk en de Waag tot op de Langepijp, waar door de burgemeester een toespraak werd gehou den, gevolgd door een herhaald hoezee, 's Avonds werd namens het stadsbestuur een prachtig vuurwerk afgestoken op de Langepijp. Toen Pieter Nicolaas op deze feestelijke dag binnen werd gehaald was hij al enkele jaren in het bezit van de erepenning het Metalen Kruis. Op 20 augustus 1831 was de opperbevelhebber van het leger met de dagorder gekomen dat uit het metaal van de kanonnen, die op de vijand waren veroverd, erepenningen zouden worden geslagen. Die zouden de borst versieren 'van mijne brave wapenbroeders; voorze ker zal dit nieuw bewijs van 's Konings innige tevredenheid bij geheel het leger blijdschap verwekken. Niet minder heu gelijk zal aan allen de tijding zijn, dat de Koning, als een hartelijke vader van zijn volk, zich binnen weinige dagen in hun midden wil begeven, om die brave soldaten, schutters en vrijwilligers terug te zien, die Hem, eene maand geleden, de verzekering gaven van hunne getrouw heid en liefde; eene verzekering, die zij op het veld van eer met hun bloed hebben bezegeld', aldus een proclamatie uit die dagen. De dragers van de erepenning kon den lid worden van de 'Vereeniging van dragers van het Metalen Kruis'. Tot het lidmaatschap waren gerechtigd allen, die het Metalen Kruis mochten dragen, niet meer werkelijk dienst deden en tot 'den behoorlijken stand behoorden'. De leden kwamen zo in de gelegenheid eens in de maand bijeen te komen in een beslo ten kring. Elk lid betaalde een contri butie van een rijksdaalder per jaar, een uitgave die Feugen zich graag doch met ML.

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2009 | | pagina 16