23 die ook deel van het bestuur uitmaakten, werden bekleed door een man (D. Koop- mans) en een vrouw (S. Kool) (p. 4). Het bestuur bestond dus uit drie mannen en vier vrouwen. Had die redelijk gelijke verdeling van de bestuursfuncties te maken met de achtergrond van de leden? De meisjes die rond 1900 een middelbare school bezochten, vormden uiteraard in emancipatoir opzicht een voorhoedegroep, een gegeven waaraan de mannelijke leer lingen gewend zullen zijn geweest. Maar al op de AV van 20 mei 1903 werden de machtsverhoudingen gewij zigd (p. 17). De leden besloten namelijk dat de tweede voorzitter een man moest zijn, evenals de tweede captain (daarmee waren dus beide captains mannen). In die functies werden 'de Heer Maathuis' res pectievelijk 'de heer P. Smids' benoemd. Daardoor werd 'Mej. G. bij de Leij' tot gewoon bestuurslid gedegradeerd. Een andere maatregel gold de beide captains: die hoorden niet langer tot het bestuur. Dat werd met twee gewone leden uitge breid (naast G. bij de Leij 'mej. S. Kool'). De (niet genotuleerde) conclusie moet dus zijn dat het bestuur nog steeds bestond uit drie mannen en vier vrouwen, maar dat de leiding van de club - bestaande uit de voorzitter en de vice-voorzitter - in handen was van mannen evenals de orga nisatie van de toertochten. De notulen geven geen uitsluitsel over de reden van deze veranderingen. Ze zijn des te opmer kelijker als we ervan mogen uitgaan dat de vrouwen een maand na de oprichting van TOGIDO nog steeds de meerderheid van de leden vormden. Op de AV van 21 februari 1904 volgde in dubbele zin een verdere afname van het vrouwelijk aandeel in het bestuur. De functies van voorzitter, vice-voorzitter, secretaris en penningmeester kwamen alle in handen van mannen, voor de vrou wen bleven het vice-secretariaat en twee gewone bestuurszetels over (pp. 38-39). Des te verrassender is de radicale ver andering waartoe de AV van 11 april 1906 besloot, tegelijk ook de laatst genotuleer de vergadering. Daarop werd een volledig nieuw bestuur benoemd van zes personen, behalve de secretaris allen bestaande uit vrouwen (p. 96). Dat er vrouwen in het bestuur zaten, zal ongetwijfeld weer te maken hebben met hun (royale) aandeel in het ledenbestand. Ook nu werden de wijzigingen niet gemotiveerd. Een reden zou kunnen zijn dat TOGI DO al na drie jaar een weinig bloeiend bestaan kende. De AV van 28 januari 1906 had officieel niet mogen doorgaan omdat er reglementair te weinig leden waren, maar besloten werd wél te vergaderen 'om de club niet onnoodig op kosten te jagen' (p. 84). De enige weken daarvoor uitge schreven vergadering moest al worden afgelast omdat er maar acht leden aan wezig waren (p. 84). Ook de vergadering van 11 april was 'weinig druk bezocht' (p. 96). Dat TOGIDO op niet al te vaste grond stond, komt ook naar voren uit de vele bestuurswisselingen. Er duiken voortdurend nieuwe namen op. Die veran deringen zullen zeker voor een deel toe te schrijven zijn aan de middelbare-school- achtergrond van de leden. Een breekpunt in de continuïteit is misschien het bedan ken geweest van de eerste voorzitter, S.G. Zwart. Die bekleedde het voorzitter schap tot 28 januari 1906, maar werd toen - na bijna drie jaar - opgevolgd door 'de heer M. Feenstra' (p. 85). Maar die hield het op zijn beurt dus al op 11 april 1906 voor gezien. Het nieuwe, bijna geheel uit vrouwen bestaande bestuur, heeft, afgaande op de notulen, niet veel meer kunnen doen. Er werd besloten dat 'men op Hemelvaarts dag naar Oranjewoud zou gaan en op 2e Pinksterdag naar Olterterp' (pp. 96-97). Die intussen maar al te bekende bestem mingen hebben mogelijk weinig stimu lerend gewerkt. Of TOGIDO ze in 1906 ook daadwerkelijk heeft aangedaan, is onduidelijk: de net aangehaalde pas sage vormt de voorlaatste zin van het notulenboek. Daarmee lijkt er een droe vig einde te zijn gekomen aan de eens zo vrolijke club van jonge mannen en vrouwen. Besluit In tegenstelling tot de knorrige geluiden van Burkens komt uit de stukken - niet alleen die van TOGIDO - naar voren dat ook nog aan het eind van de hier door mij beschreven periode (1871-1906) vooral vertegenwoordigers van de maatschappe lijke bovenlaag voor hun plezier fietsten. Het ging daarbij veelal om jonge mensen, een feit dat overigens in het algemeen voor de toen beoefende moderne sporten gold. Ik heb aan de hand van enkele cijfers pro beren duidelijk te maken dat er rond 1900 toch al gauw enige duizenden recreatieve fietsers moeten zijn geweest. Die hebben waarschijnlijk meer consternatie veroor zaakt dan wij ons kunnen realiseren. De fietsers hebben wellicht ook nog op een heel andere manier voor onrust gezorgd. TOGIDO zal niet de enige schoolclub zijn geweest met vrouwen in het bestuur. Wat is hun rol geweest in het emancipatieproces van de vrouw? Bij een onderzoek daarnaar zou niet alleen gekeken moeten worden naar hun plaats in fietsclubs, maar, mede op grond van het grote aantal daarvan, ook naar hun invloed op emancipatieprocessen in bredere zin. De club werd regelmatig geplaagd door fietspech. Hier wordt de fiets 'van den heer Wassenaar' gerepareerd. Is de ketting eraf gelopenHet gaat zo te zien om een safety-fiets LcoVflLr^i4)t»k

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2009 | | pagina 25