Het einde van de standenschool, Leeuwarder
onderwijs in rep en roer
9
Paul Bron Mijn peetoom, Paulus van der Meulen, was de eerste in de familie die ging
studeren. Na de opleiding op de normaalschool werd hij onderwijzer aan
school 7, de latere Arendstuinschool. Toen hij in mij zijn opvolger in het
onderwijs zag, heeft hij veel verteld over zijn Leeuwarder jaren, zijn over
gang naar het Daltonlyceum in Den Haag en zijn universitaire vervolgstudie.
In het algemeen heeft hij hier, samen met
zijn vrouw Tine van der Meer, die gymnas-
tieklerares aan de openbare lagere scholen
was, gelukkige jaren gehad. Hij trof het
dat hij lid was van een geweldig team met
illustere collega's als Okkinga, Ehlhardt
en Grimm. Zijn liefde voor geschiedenis en
voor Leeuwarden deed hem het initiatief
nemen voor het handboek voor het lager
onderwijs Rondom de Oldehove.
Over één ontwikkeling is hij erg boos en
teleurgesteld geweest: de oprichting van
de Leeuwarder School Vereniging en dan
vooral de wijze waarop die over de rug van
het openbaar onderwijs tot stand kwam.
Dat was in zijn beginjaren als onderwij
zer. Dank zij het digitaal archief van de
Leeuwarder Courant kan ik zijn verhaal
nu reconstrueren en zijn teleurstelling
beter begrijpen.
Einde en doorstart van het standenon-
derwijs
Leeuwarden had in het begin van de vori
ge eeuw dertien openbare lagere scholen,
waarvan er drie waren gevestigd in de
binnenstad: school 1 aan de Druifstreek,
school 2 in de Sint Anthonystraat en
school 3 aan het Raadhuisplein. School
2 en 3 waren uitsluitend voorbereidings
scholen voor het onderwijs op de hbs en
het gymnasium. Dit maakte dat beide
scholen te boek stonden als enigszins
elitair. Leeuwarden kende drie klassen
van scholen: klasse 1 was het onderwijs
waar een groot bedrag aan schoolgeld
werd betaald. Hiertoe behoorden school
2 en 3. Scholen met een geringer school
geld (klasse 2) waren bijvoorbeeld school
1, school 5 in de Schoolstraat, school 6 in
de Menno van Coehoornstraat en school
7 aan de Arendstuin. School 10 aan de
Gedempte Keizersgracht was de armen
school en ook school 11 aan de Oostersin
gel werd omschreven als de school voor
behoeftige ouders.
De Onderwijswet van 1920 introduceer
de voor alle kinderen de eenheidsschool.
Het standenonderwijs moest verdwij
nen. Voorstanders van de eenheidsschool
waren vooral te vinden binnen het open
baar onderwijs, zoals de onderwijsbonden,
ouderraden en de Vereniging Volksonder
wijs. Ook grote pedagogen als Ligthart
en Thijssen waren warme pleitbezorgers.
De laatste heeft in Leeuwarden een voor
dracht gehouden om de nieuwe ideeën
aan te bevelen. Door het Leeuwarder
gemeentebestuur werd in 1922/1923 een
reorganisatie van het onderwijs tot stand
gebracht, waarmee de plaatselijke Com
missie voor Toezicht op het Lager Onder
wijs, de overgrote raadsmeerderheid,
het Rijkstoezicht en de organisaties van
de onderwijzers in grote lijnen akkoord
waren gegaan. Zonder echter de resulta
ten hiervan af te wachten nam een groep
ouders van school 2 en 3 uit onvrede met
de eenheidsschool het initiatief tot het
stichten van een particuliere school voor
lager onderwijs voor jongens en één voor
meisjes.
Op 15 mei 1922 werd door die initiatief
groep besloten tot de oprichting van de
Leeuwarder School Vereniging, die zich
ten doel stelde het geven van bijzonder
lager onderwijs, ter voorbereiding op het
voortgezet middelbaar onderwijs. Staande
de vergadering trad een 65-tal der aanwe
zigen als lid toe en werden tot bestuurs
leden benoemd: de notabelen mr. C.W.
Stheeman (voorzitter), H. de Bruin, L.
Feenstra, A.C. Nubé, mr. R. Romer (secre-
Personeel van Gemeentescholen nrs. 7a en 7b in de Arendstuin. V.l.n.r., Ie rij: Paul van
der Meulen; N. Dijkema (hoofd 7a); M. Okkinga-Baltjes; mevr. Tjolkema?; mevr. Ooi
man; A.B. Ehlhardt (hoofd 7b); mevr. A. Oosterling; C. Grilk; mevr. Van der Meulen
2e rij: R. van der Noord; mevr. Hamming; J. Olij (gymnastiek); J. Okkinga