Wim Bloemendaal, van Liwwadden tot Peazens Moddergat, vice versa (IV) 28 Zoals is gebleken in de vorige nummers van Leovardia, heeft Leeuwarden bij Wim Bloemendaal een onuitwisbare herinnering achtergelaten. In dit nummer vindt u de vierde selectie van de stukjes over onze stad, afkomstig van zijn weblog, die hij ons ter beschikking heeft gesteld. Bijnamen Uit Den Haag, de stad waarnaar ik 55 jaar geleden verhuisde, herinner ik me maar één figuur met een bijnaam: een ouderwets geklede, geblankette dame op een rijwiel, dat we nu een omafiets noe men, met een mandje voorop, die Poeder doos of Poederdot genoemd werd. In Leeuwarden had je veel meer bijna men en dat moet altijd zo geweest zijn, want mijn moeder had het over Anne met de gaffel, Ate Mosterdpies en Lollige Johannes, straatfiguren uit haar jeugd. Ik kan me maar twee straatfiguren herinne ren, maar die hadden eigenlijk geen bij namen: Bonne en Ouwe Hatte. Toch moet de behoefte aan het geven van bijnamen groot geweest zijn, want waarom heet ten jongens uit de buurt Koekei, Bulle en Dolle? En waarom werd ik op straat nooit bij mijn voornaam genoemd? Mijn vader kon er trouwens ook wat van wat bijnamen geven betreft: hij noemde een van zijn broers Wobbe en een zuster gaf hij de fantastische naam Sjuttele D. Kruis Koei. Herinneren Waarom herinner ik me dat de rode bus sen van de LAB in de Baljeestraat ston den? Het is geen persoonlijke herinnering, ook anderen zullen zich dat herinneren. Ik herinner me, dat op het voorspatbord van mijn fiets de Gloster Meteor-registratie 4R-5 stond, dat is een veel persoonlijker herinnering. Met dat soort herinneringen ben ik, in mijn korte stukjes over Leeu warden, spaarzaam omgegaan. Ik heb niks gezegd over mijn eenzaam heid, over voortdurend ervaren teleurstel lingen. Nog steeds ben ik er niet achter of ik mezelf buitensloot of dat ik buiten gesloten werd. Ik bouwde een sneeuwhut in mijn eentje, terwijl de andere kinderen in de straat gezamenlijk een grote iglo bijeen stapelden. Terwijl ik een aantal klasgenootjes had uitgenodigd voor mijn verjaarsdagfeestje, verscheen er niemand en bleef ik op de stoeprand, tegen beter weten in, zitten uitkijken. Er zijn nu ogenblikken waarop ik denk, dat ik toen onzichtbaar was. Soms krijg ik een bewijs daarvoor; zo'n dertig jaar geleden moest ik een radio programma opnemen in de KRO-studio, ik ben te vroeg en besluit in een nabijge legen restaurant een kop koffie te gaan drinken. Ik herken de man achter de bar, ondanks het feit dat ik hem vijfentwintig jaar niet gezien heb, meteen, het is S.H., een overbuurjongen uit de Goudsbloem straat. Ik zeg: 'U komt uit Leeuwarden'. De man vraagt of ik dat kan horen. Ik antwoord niet, maar vervolg: 'Uit de Goudsbloemstraat'. Er ontstaat een lichte verbazing. Ik ga verder: 'U heeft een broer en drie zussen: G., W., G., en A. en uw buren waren links de famile B. en rechts de familie H.'. De man is verbijsterd en vraagt: 'En wie bent u dan?' 'Ik ben je overbuuijongen, Wim Bloemendaal.' 'Dat zegt me niks', is het antwoord. Hij herin nert zich mij niet. Een autobus van de LAB rond 1955

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2010 | | pagina 30