24 Bokaal, gemaakt door Y. T. van Erp naar een ontwerp van Johannes Wenning. In 1891 aangeboden door de Gemeente raad aan Petrus Lycklama a Nijeholt, bij zijn afscheid als burgemeester van Leeuwarden vader Johannes, die op 20 januari 1849 werd geboren, kan ik putten uit de directe overlevering in de familie. Hij trad in Leeuwarden op 22 mei 1875 in het huwelijk met Jantje Schrader en ging daar wonen. Al vroeg openbaarde zich bij Johannes de liefhebberij in de heraldiek en door zelfstudie ontwikkelde hij zich tot één der beste en meest secure, dus betrouwbare, heraldici van zijn tijd in Nederland. Hij assisteerde de bekende Rietstap bij diens levenswerk, de samenstelling van het Armoreal Général. In het voorwoord van dit werk kan men een bijzonder woord van lof lezen aan het adres van Johannes Wenning, die onder meer de 25 tabellen met voorbeelden samenstelde in het eer ste deel en eveneens alle wapens in teke ning bracht in alle volgende delen. Een groots werk! Van zijn hand zijn ook de 603 wapens in Vorstema van Ooyen's werk De Neder landse Stamadel. De weergave van wat Johannes hier maakte is in één woord schitterend en kan prachtig als studie materiaal dienen om aan te tonen hoe Johannes werkte. Het laat ons zien, dat deze heraldicus nog primitief tekende bij gebrek aan een academische scholing, maar stuk voor stuk zijn de wapens af, duidelijk met liefde en volle aandacht uit gevoerd. Voor de Leeuwarder historici is van belang zijn beschrijving van de grafste nen uit 1568, die zijn overgebracht van het Oldehoofster Kerkhof naar de zuide lijke muur van de Oldehove. Deze tonen Pieter van Loo en Catharina van Dekema, waarbij de eerste levensgroot is uitgehou wen in volle wapenrusting. De beschrij ving staat in het Maandblad van het Genealogisch-heraldisch Genootschap De Nederlandschen Leeuw (januari 1885). Overal in Europa had hij zijn speciale adressen voor bijvoorbeeld graveerwerk (Supan, Grünstrasse 24 te Berlijn), brand schilderen van wapenborden en bokalen (Bohemen) en bij de minste fout leverde hij de stukken niet af. Bij een nicht van mijn vader, die in Velp woonde, heb ik talloze door Johannes afgekeurde borden en glazen gezien, allemaal even mooi. Zij bezat ook krantenartikelen over hem, die ik jammer genoeg niet gelezen heb, maar waarin men het werk van Johannes beoordeelde. Talloos zijn de genealogische tabellen en kwartierstaten voor diverse persona ges door hem samengesteld en uitgevoerd. Een uitgebreide correspondentie met allerlei archivarissen en officiële instan ties in binnen- en buitenland werd door hem persoonlijk gevoerd en zijn adviezen werden overal op hoge prijs gesteld. Daar bij kwam het nogal eens voor dat Johan nes door edellieden per equipage werd gehaald om bij hen thuis één en ander te komen bezichtigen in verband met voor genomen bestellingen of om ter plaatse enig werk uit te voeren. Thuis was hij gewend om, wanneer hij zijn penseel met de lippen had aangepunt, de in zijn mond gekomen verfdeeltjes weer uit te spuwen in een kwispedoor. Doch aan het werk bij vreemden kon deze gewoonte niet gehandhaafd worden en dus slikte hij de verf maar in, met het noodlottige gevolg dat hij zwaar vergiftigd werd en maar nauwelijks aan de dood kon ontsnappen. Mijn overgrootmoeder had weinig hart en medegevoel voor het tekenwerk van haar man. Dat werd nog eens gedemonstreerd toen zij hem op een avond een op een vork geprikte en druipende zure haring over de tekenplank heen aanbood. De op de tekenplank bevestigde kwartierstaat, die zo goed als gereed was en de volgende dag afgeleverd moest worden, werd hierdoor bespat en dus bedorven. Johannes en zijn beide zonen, toevallig over uit Holland, hebben de hele nacht doorgewerkt om het stuk alsnog klaar te krijgen. Jantje haalde haar man ook over om de prachtige zaak in heraldiek op de Ooster- grachtswal van de hand te doen, omdat zij het bezwaarlijk vond om bij herhaalde afwezigheid van haar man de klanten (elite) te moeten bedienen. Johannes werd toen tekenaar aan het kadaster. Stiekeme violist Behalve op tekengebied blonk Johannes ook uit op muzikaal gebied. Hij speelde niet alleen piano, maar ook viool en fluit. Hij had, wat bijzonder was eind 19e eeuw, een saxofoon! En tussen de bedrijven door componeerde hij muziek, meest vol humor. Tegen het einde van zijn leven was er een halve kast vol composities, doch hoe de zoons ook aandrongen op het uitgeven ervan, hij voelde daar niets voor. Na zijn dood was er geen bladmuziek van zijn hand meer te vinden. Maar Jantje, die aan migraine leed, kon slecht tegen het lawaai dat muziek nu eenmaal met zich meebrengt en dit had tot gevolg dat Johannes, wanneer hij eens een of ander instrument wilde bespelen, zich in het achterhuis of op een boven kamertje moest terugtrekken. Het met anderen doornemen van een muziekstuk je kon daarom ook meestal niet langer duren dan een kwartiertje. Wel een han dicap voor iemand die zo dol op muziek en musiceren was. Eens kwam Johannes ter ore, dat een van de eerste-violisten uit het orkest, dat over een paar dagen een uitvoering moest geven in De Harmonie, wegens ziekte moest uitvallen. Men verzocht hem in te vallen wat hij met veel plezier accep teerde. De oude, in Leeuwarden zeer goed bekende viool, die thuis altijd zo maar aan de muur hing om a la minuut opge pakt te kunnen worden, werd alvast de

Historisch Centrum Leeuwarden

Leovardia, 2000-2018 | 2010 | | pagina 26